In Handelingen 17 lezen we over Paulus’ ontmoeting met twee filosofische stromingen in Athene: de Epicureïsche en de Stoïcijnse school.
Als we tijd en geografie buiten beschouwing laten, lijkt het alsof wij worden geconfronteerd met de ‘wijsheden’ in ónze tijd. Want het wereldse denken in Paulus’ dagen vertoonde bepaalde overeenkomsten met dat in onze wereld.
De Epicureïsche wijsgeren gingen er in hun dagelijks leven van uit, dat alles door toeval was ontstaan. Slechts in theorie geloofden zij in “de goden”. Deze goden, zo ver weg, konden niet werkelijk geïnteresseerd zijn in de wereld en haar bewoners. Zij waren voor deze wijsgeren geen realiteit. Zij waren eigenlijk atheïsten. Hun uitgangspunten lijken sterk op die van hedendaagse levensgenieters. Zij gaven zich over aan de geneugten van het leven en koesterden het vlees.
De god van de Stoïcijnen was de natuur. De mens maakte daar deel vanuit. Zij bewoog zich in vastgestelde kringlopen, die de mens niet kon veranderen. De Stoïcijnen geloofden dat alles door het noodlot werd bepaald. Dat lot heette dan Gods wil. Aangezien alles wat er gebeurt Gods wil is, zit er niets anders op dan dat de mensen moeten leren alles te accepteren.
Op het moment dat de wereldcyclus ten einde komt, valt alles uiteen in een vuurbal. Dan begint alles weer van voren af aan. Alles wat plaats vindt is van te voren bepaald. Omdat alles vooraf is vastgesteld, kan er niets worden veranderd.
De Stoïcijnen leerden dat het maar het beste is je te schikken in je lot. Je moet dat doen door je te oefenen onafhankelijk te zijn.
Omgaan met het kwaad lukt het beste als je een onverschillige levenshouding probeert aan te nemen. Dit geeft je vrede in je geest. De Stoïcijnen onttrokken zich aan het vlees.
De prediking door Paulus
In zo’n denk- en leefwereld verscheen de apostel Paulus met het evangelie. Zijn prediking bestond uit zes hoofdpunten,:
Verzen 24-25
In tegenstelling tot de Epicureërs, die leerden dat de goden verwijderd waren van de natuur, of de Stoïcijnen die leerden ‘god is de natuur’, zei Paulus dat God, hoewel ver boven ons verheven, toch zeer betrokken is bij de wereld die Hij maakte. Wat Paulus zei is tevens een les voor alle tijden. Het is maar al te waar dat mensen vaak aanbidden wat hun handen hebben gemaakt.
De ‘god’ van een mens is dat waaraan hij al zijn tijd, geld, energie en aandacht geeft, waardoor deze god belangrijker voor hem is dan zijn Schepper. Dat kan van alles inhouden: sport, studies, hobbies en vermaak.
Vers 26
In contrast met de Epicureërs, die welbeschouwd op atheïstische evolutionisten lijken, en leerden dat de wereld door toeval ontstond, of de Stoïcijnen, wier ‘god’ de wereld was die zichzelf draaiende houdt volgens onveranderlijke wetten en eindeloze herhalingen, predikte Paulus dat God onze Maker is en ons zegent. Niet het noodlot bestuurt ons, maar Gods hand.
Verzen 27-28
De fatalistische Stoïcijnen leerden dat alles zou samensmelten tot een pantheïstische god. De praktisch ingestelde atheïstische Epicureërs leerden dat de goden heel ver van de mens waren verwijderd en al helemaal niet in hen geïnteresseerd. Paulus zei dat God ons zó heeft gemaakt (naar Zijn beeld) dat wij Hem kunnen zoeken. Er is dus met God contact mogelijk.
Paulus haalde twee citaten aan van twee van hun nationale dichters: Aratus en Cleanthes. In elk van hun gedichten komt de zin voor:
“Wij zijn van Zijn geslacht”.
Verzen 29-30
De dagen van donkerheid en onwetendheid zijn nu voorbij en verleden tijd. De wijsgeren hebben ongelijk.
Als het waar is dat God ons heeft gemaakt, dan kan onze opvatting van God niet iets zijn dat wij maken. Zoals wij macht hebben over goud, zilveren steen, zo heeft God macht over ons. God straft ons niet direct als wij afgoden dienen, maar eist wel degelijk bekering.
Zolang de mens op zoek was in de duisternis kon hij God niet leren kennen. God zag vroeger hun dwaasheden en fouten over het hoofd. Nu is het anders:
De ware kennis van God is tot ons gekomen in Christus.
Vers 31a
De oordeelsdag komt naderbij.
Voor de mens is het leven niet een weg die leidt tot vernietiging, zoals de Epicureeërs leerden. Het is evenmin een weg die ons opneemt in een god die Natuur heet, zoals de Stoïcijnen dachten.
Het is een reis naar de Rechterstoel van Christus.
Vers 31b
Het grootste teken van Gods bemoeienis in deze wereld is de opstanding van Jezus Christus. We moeten niet worden verenigd met een Onbekende God, maar met de door de hemelse Vader opgewekte Christus.
Gemengde reacties
Paulus had minder succes in Athene dan elders, waar “niet vele wijzen, niet vele invloedrijken” waren (1 Kor. 1:26). De inwoners van Athene zeiden dat zij op zoek waren naar wijsheid. Zij wilden geen actie. Zij waren niet op zoek naar conclusies. Zoals velen tegenwoordig wilden zij alleen maar praten en discussiëren, en niets doen. Sommigen spotten. Zij vonden die enthousiaste joodse Paulus waarschijnlijk maar een vreemde snuiter. Voor hen was het leven een soort grap. Maar grappen eindigen vaak in tragedies. Uiteindelijk worden wij allemaal geconfronteerd met de harde realiteit van het sterven. Sommigen zeiden:
Wij zullen u hierover nog wel eens horen.
Dat zijn mensen die belangrijke beslissingen altijd maar uitstellen. Maar aan het eind van onze levensreis is er geen ‘morgen’ meer.
Sommigen kwamen tot geloof. Dit is de enige veilige weg. Enige mannen sloten zich bij Paulus aan. Er was ook een vrouw, Dámaris, die tot geloof kwam. En dan was er Dionysius, een Areopagiet, lid van het Tribunaal. Het was alsof de rechter van zijn stoel opstond, en zich bij de gevangene aansloot in de afgesloten ruimte van de rechtzaal. Van menselijk standpunt bekeken was zijn bekering een triomf voor de waarheid. Een lid van het Tribunaal genoot de hoogste reputatie onder het volk vanwege zijn intelligentie en voorbeeldige gedrag. Dionysius gooide zijn carrière te grabbel, omdat Christus het waard is!
M.R.
++
Aanverwant