Toestand van de doden
De gedachten over de toestand van de doden, zoals we die vinden in het Oude Testament, komen velen erg deprimerend over. Het valt echter niet te ontkennen dat God de mens, na zijn zonde, de toegang heeft ontzegd tot eeuwig leven. Dat vertelt God ons ten minste in het boek Genesis. Zijn doodvonnis gaat daarom verder dan over het algemeen wordt aangeno-men. Want waaruit blijkt dat de mens iets inherent onsterfelijks in zich heeft? Is niet eerder sprake van het tegendeel?
“Laat hij zijn hand niet uitstrekken en ook van de boom des levens nemen en eten, zodat hij in eeuwigheid zou leven.” (Genesis 3:22)
Maar hadden gelovigen in het Oude Testament dan geen hoop, geen enkel vooruitzicht op wat na de dood zou gebeuren? Gelukkig is het antwoord positief! Ja, gelovigen hebben altijd uitgezien naar de toekomst. Niet alleen voor hun nageslacht, maar ook voor henzelf, over dood en het graf heen. Juist door de zekerheid dat de dood het einde van alles betekent, vertrouwden zij volkomen op God, en was hun verwachting dat Hij Zijn beloften aan hen alleen kon vervullen door hen uit de dood op te wekken. Hun geloof richtte zich niet op dit leven, maar op een opstandingsdag in de toekomst:
“Maar God zal mijn leven verlossen uit de macht van het dodenrijk, want Hij zal mij opnemen” (Psalm 49:16).
“Doden herleven niet … herleven zullen uw doden – ook mijn lijk – opstaan zullen zij. Ontwaakt en jubelt, u, die woont in het stof.” (Jes. 26:14 en 19)
In het boek Ezechiël wordt, in het visioen van het weer ‘tot leven komen’ van het volk Israël (37:1-10), op plastische wijze een indruk gegeven van de opstanding van doden, in de vorm van de herschepping van gestorvenen. Een prachtig beeld van wat God in staat is te doen: iets dat er eens was, maar waarvan niets meer te vinden is dan verdroogde beenderen en stof, opnieuw tot bestaan en leven brengen. En dat was het geloof van Abraham:
“… het geloof van Abraham … voor het aangezicht van die God, die de doden levend maakt en het niet zijnde tot aanzijn roept.” (Romeinen 4:17)
“Hij (Abraham) heeft overwogen, dat God bij machte was hem (zijn zoon Isaak) zelfs uit de doden op te wekken …” (Hebreeën 11:17-19)
God van levenden
God houdt Zijn geliefden altijd in herinnering, ook al zijn zij duizenden jaren geleden gestorven. Toen Jezus eens werd gevraagd naar de opstanding, gaf hij als bewijs daarvan de relatie die God met hen aanging:
“Wat nu de opstanding van de doden betreft, hebt u niet gelezen, wat door God tot u gesproken is, toen Hij zei: Ik ben de God van Abraham, en de God van Isaak en de God van Jakob? Hij is niet een God van doden, maar van levenden.” (Mattheüs 22:31-33)
Zij leefden niet letterlijk op aarde of in de hemel, maar God herinnerde Zich hen, alsof zij nog leefden, en zal hen gedenken op de dag dat Hij Zijn Zoon zendt om de doden op te wekken tot eeuwig leven. In het Nieuwe Testament vinden we echter uitspraken die, wanneer we ze niet goed in hun verband lezen, lijken te zeggen dat wie gelooft nu al eeuwig leven heeft:
“Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven.” (Johannes 3:36)
“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven.” (Johannes 5:24; zie ook 6:47 en 54)
Na de eerste komst van Christus is er echter geen zichtbare verandering gekomen in de toestand van de doden: nog steeds sterven goeden en slechten. Deze woorden opvatten als: leeft nu al eeuwig, zou ook in tegenspraak zijn met de belofte van één opstandingsdag voor alle gelovigen van alle tijden:
Jezus zei tot haar (Maria): Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven; gelooft u dat?” (Johannes 11:25)
“Want dit is de wil van mijn Vader, dat een ieder die gelooft, eeuwig leven zal hebben, en Ik zal hem opwekken op de jongste dag.” (Johannes 6:39-40 en44; vergelijk 11:24)
In een van zijn brieven gaf de apostel Johannes een verduidelijking van wat hiermee bedoeld wordt:
God heeft Zijn Zoon opgewekt tot eeuwig leven en wie Hem toebehoren, mogen het zelfde verwachten:
“En dit is het getuigenis: God heeft ons eeuwig leven gegeven en dit leven is in zijn Zoon. Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet.” (1 Johannes 5:11-12)
De apostel Paulus legde uit dat Christus Jezus als eerste mens eeuwig leven ontving, en dat allen die geloven in hem inbegrepen zijn. In hun verbondenheid met zijn dood en opstanding, uitgedrukt in de doop en een leven naar Gods wil, bezitten zij wat hij nu bezit. Het is hen alleen nog niet gegeven. Zij moeten daarop wachten tot alle gelovigen samen zullen opstaan bij zijn wederkomst. De zekerheid dat dit zal gebeuren is de opstanding van Christus Jezus. Zonder zijn opstanding is er geen hoop op leven:
“Indien Christus niet is opgewekt … dan zijn ook zij die in Christus ontslapen zijn, verloren.” (1 Korintiërs 15:17 en 18)
“Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij zijn komst.” (1 Korintiërs 15:22-23)
“Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zo hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem … en zij die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan.” (1 Thessalonicenzen 4:14)
“Want u bent gestorven (in de doop) en uw leven is verborgen met Christus in God. Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook u met Hem verschijnen in heerlijkheid.” (Kolossenzen 3:3 en 4)
***
Vraag ter overdenking: Wat is de zin van een opstanding wanneer de overledenen in de hemel zijn?
Het boek des levens
Dat God gelovigen, die in verbondenheid met Hem en met Zijn Zoon leefden, nooit vergeet, wordt in de Bijbel voorgesteld alsof God hen opschrijft in een boek. Boeken over mensen zijn bedoeld hen te blijven herinneren, en dat is wat God doet (Ex. 32:32-33; Openb. 3:5; vergelijk Psalm 56:9; 139:16). Zo geeft Hij ons de zekerheid, dat Hij aan allen zal denken die lang of kort geleden gestorven zijn. Bij de komst van Christus Jezus in heerlijkheid, zal Zijn boek worden geopend en de gestorven gelovigen, van wie de namen, en alles wat zij gedaan en gezegd hebben, staan opgetekend, worden opgewekt, en ontvangen samen met de nog levenden, eeuwig leven (Dan. 12:1; Fil. 4:3;Openb. 20:12). Vanaf die tijd is er alleen nog plaats voor hen die het waard zijn en ge-schikt zijn voor het nieuwe, volmaakte leven dat dan aanbreekt (Ps. 69:29; Dan. 7:10; Openb. 13:8; 17:8; 20:15; 21:27).
Doden zonder toekomst
De doden die niet herleven in Jesaja 26:14 zijn mensen die zonder God leefden. Zij zullen voor eeuwig afgesneden blijven van de boom des levens. Dit inzicht doet ons beseffen dat de totale mens sterfelijk is, en er bij de dood een einde aan ons gehele bestaan komt. Niet alleen aan ons fysieke leven, maar ook aan onze geest, onze persoonlijkheid, die vaak ziel (in dat geval niet in de betekenis van levensadem ofl evend wezen) wordt genoemd (Ez. 18:4 en 20; 1 Joh. 3:15). De Schepper, die de mens met al zijn capaciteiten schiep, heeft ook de macht die zelfde mens in het niets te laten verdwijnen (Matth. 10:28). Over de toestand van goddelozen en hardnekkige zondaars is de Bijbel dan ook zeer duidelijk: er zal niets van hen overblijven (Mal. 4:1; Matth.3:10 en 12)
J.K.D
+
Voorgaande
Fundamenten van het Geloof: De lankmoedigheid van God
Fundamenten van het Geloof 2: De levende en waarachtige God
Fundamenten van geloof 3: De Persoonlijkheid van God
Fundamenten van het Geloof 4: Engelen. Gods volmaakte dienaren
Fundamenten van het Geloof 5: De mens, geschapen naar Gods beeld en als Zijn gelijkenis
Fundamenten van het Geloof 6: Beproeving van het geloof
Fundamenten van het Geloof: 7. Zonde. Overtreding van Gods wil
Fundamenten van het Geloof 8 De dood. Gods vonnis over de zonde
++
Verder aanbevolen literatuur
- Keuze van levende zielen tot de dood
- Voorzieningen voor de keuzes van de mens
- Bereshith 3:1-6 Het bedrog
- Bereshith 3:7-13 De Zondeval
- Eerste stappen die leidden naar een loskoopoffer 2 Lot na daad van ongehoorzaamheid
- Uitspraak van straf over de mens
- Betreft de Mens
- Beperktheid van de mens tot in zijn dood
- Dagen en jaren die voorbij gaan maar het Woord blijft bestaan
- Dood
- Een prins en de dood
- Leven gedefinieerd door de dood
- Tot bewust zijn komen voor huidig leven
- Onsterfelijkheid – Immortaliteit
- Decomposition, decay – vergaan, afsterven, ontbinding
- Al of niet onsterfelijkheid
- Wat gebeurt er als wij sterven
- Wij zijn sterfelijk en zullen tot stof vergaan
- Sterfelijkheid en onsterfelijkheid 1 Levensadem en ziel
- Sterfelijkheid en onsterfelijkheid 4 De ziel – een Grieks beeld
- Sterfelijkheid en onsterfelijkheid 5 Griekse bezwaren tegen de opstanding
- Lichaam en ziel één
- Vindt er een transfer plaats na de dood?
- Het Geschreven Woord: Pijnigen
- Sheol, Sheool, Sjeool, Hades, Hel, Graf, Sepulcrum
- Begrippen satan en duivel in de Bijbel
- De staat van onze doden
- In leven na dood gelovende Duitsers
- Hoe zullen de doden weer levend gemaakt worden?
- De wereld van onbijbelse leer #3
- Als God bestaat
- Bijbels antwoord op uw vraag: Wat gebeurt er met ons na het sterven?
- Aanwijzingen voor redding te vinden
- Gedachte voor 3 januari 2018
- Is er meer in het leven dan dit
- Plan van de goddelijke Maker
- Een veel voorkomende vraag: Waarom moest Jezus of God naar de hel?
- Glimlach raam naar je ziel
- Vergieten van Bloed, een Oud en een Nieuw Verbond
- Dagelijkse keus betreffende de houding die wij voor die dag zullen maken
- Twee soorten mensen
- Zo maar gerechtvaardigd?
- God liefhebbenden gerechtvaardigd
- Aan een betere opstanding deelhebben