In Genesis 28:3 komen wij het woord lhq qahal tegen dat de Naardense Bijbel vertaald als een “vergadering van volkeren”.
“God de Almachtige zal je zegenen, hij zal je vruchtbaar en talrijk maken; worden zul je tot een vergadering van volkeren!(-)” (Genesis 28:3 NB)
“God, de Ontzagwekkende, moge je zegenen, je vruchtbaar maken en je veel nakomelingen geven, zodat er een groot aantal volken uit je voortkomt.” (Genesis 28:3 NBV)
Als wij naar de Hebreeuwse bron tekst kijken zien wij in het Nederlands
“Moge El Shadai [de Almachtige G’d] je zegenen en je vruchtbaar maken en talrijk, zodat je uitgroeit tot een grote menigte volken.”
De Willibrord-vertaling gebruikt hier evenals de Canisius en NBG-vertaling de Nederlandse woorden “menigte volken” voor het Hebreeuwse ,ymi lhq q’hal amim.
De Statenvertaling gaat voor een hoop volken wat zou beduiden op meerdere volkeren, zoals de meerdere volkeren in Onderwijzer.
“En God almachtig zegene u, en make u vruchtbaar, en vermenigvuldige u, dat gij tot een hoop volken wordt.” (Genesis 28:3 STV)
“En God, de Almachtige, zal u zegenen en vruchtbaar maken en u vermeerderen, zodat gij worden zult tot eene verzameling van volkeren.” (Genesis 28:3 Onderwijzer_Pentateuch)

Enkele mensen samen die gemeenschap vormen. Gezellig samen ezel rijden op het strand, c.1898-1900 (Foto credit: Wikipedia)
Zoals in de Joodse Dasberg-vertaling kunnen wij denken aan een “gemeenschap van volkeren” en waarbij wordt aangegeven dat hier sprake is van een aantal volken die iets gemeenschappelijks zouden hebben.
Als wij dan naar het woord hdi eda kijken dat wij voor het eerst aantreffen in de Exodus (12:3) waar Jehovah Mozes en Aäron de opdracht geeft:
“richt het woord tot heel Israëls samenkomst en zeg: op de tiende na deze nieuwemaan zullen ze zich nemen ieder een lam voor een vaderhuis, een lam per huis;” (Exodus 12:3 NB)
“Spreekt tot de gehele vergadering van Israel als volgt: op de tiende van deze maand zal ieder voor zich een stuk kleinvee nemen, familiesgewijs, een stuk kleinvee per gezin.” (Exodus 12:3 NBG51)
“Zeg tegen de hele gemeenschap van Israël: “Op de tiende van deze maand moet elke familie een lam of een bokje uitkiezen, elk gezin één.” (Exodus 12:3 NBV)
“Spreekt tot de gehele gemeente Israëls als volgt: op den tiende van deze maand zullen zij zich ieder nemen een lam voor ieder vadershuis, een lam voor ieder huis.” (Exodus 12:3 Onderwijzer_Pentateuch)
“Spreekt tot de gansche gemeente van Israël: op den tienden dezer maand neme ieder huisgezin voor zich één lam.” (Exodus 12:3 Obbink)
Hier is er dan sprake van een groep mensen die samen één geheel of één gemeenschap vormen. De “gehele vergadering van Israël ” voor het Hebreeuwse lar>y tdi9lk kol edat Yis’ra’el in het Nederlands weergeven als “de gehele vergadering van Israël” ofwel “de ganse vergadering van Israël” of zoals de Nieuwe Bijbelvertaling en de Willibrordvertaling die kiezen beiden voor “gemeenschap” en de Dasberg-vertaling “gemeente”, mogen wij er van uit gaan dat het om een groep mensen gat die zich verenigd voelen als gemeenschap of in tot een woongroep of gemeente behoren. Maar wij moeten uitkijken dat wij niet gaan denken dat dit de ganse bevolking zou bedoelen. Eerder moeten wij het verstaan als een groep of deel van de gehele gemeenschap die samen wel verbonden zijn, door bijvoorbeeld hun denken en handelen en zo een communiteit vormen.
+
Lees meer hier over in De Gemeente aan huis
++
Pingback: Die Kerk (1): Die woord ‘kerk’ – prof. WJ Snyman | From guestwriters