Fundamenten van het Geloof 15 De Rechter en zijn oordeel

Gelooft u het getuigenis van God, zijn Zoon en zijn dienaren?

Als Koning over de gehele aarde, is God niet alleen de Wetgever, maar ook de hoogste Rechter. In het Oude Testament maakt Hij Zich als zodanig bekend:

“God is een rechtvaardig Rechter …” (Psalm 7:12)

“… zou de Rechter van de ganse aarde geen recht doen?” (Genesis 18:25)

Rechtvaardig recht spreken houdt onder andere in dat Hij onpartijdig is, zonder aanzien van de persoon handelt. Opdat dit voor iedereen duidelijk zal zijn, is zijn rechtsgeding tegen mensen openbaar. Aan een ieder die hierbij betrokken is, moet bekend worden waarom God de een vrijspreekt van schuld en de ander voor schuldig houdt. God weet wat in het diepst van de mens verborgen is, ook alles wat onzichtbaar bleef voor andere mensen, het goede en het kwade. Daarom mogen wie zich Hem toewijden, door met hart en ziel zijn wil te doen, zich veilig en zeker weten in de handen van deze rechtvaardige Rechter. Zij zullen door Hem bevrijdt, verlost worden van de vijandige wereld. Wat de vijanden van God en zijn kinderen in het geheim beraamd hebben, zal duidelijk worden voor iedereen:

“Maar, HERE der heerscharen, rechtvaardige Rechter, die nieren en hart toetst, ik zal uw wraak aan hen (die Gods kinderen kwaad doen) zien, want op u heb ik mijn rechtsgeding gewenteld.” (Jeremia 11:20)

“Want de HERE, onze Rechter, de HERE, onze Wetgever, de HERE, onze Koning, Hij zal ons verlossen.” (Jesaja 33:22)

“Er is niets bedekt, of het zal geopenbaard worden, en verborgen, of het zal bekend worden. Daarom, al wat u in het donker gesproken hebt, zal in het licht gehoord worden en wat u aan het oor gesproken hebt, in de binnenkamer, zal van de daken gepredikt worden.” (Lucas 12:2-3)

“Daarom velt geen oordeel vóór de tijd, dat de Here komt, die ook hetgeen in de duisternis verborgen is, aan het licht zal brengen en de raadslagen van de harten openbaar zal maken.” (1 Korintiërs 4:5)

Ondanks dat God bepaalde vormen van rechtspraak overliet aan oudsten (Ex. 18), richters, koningen, en priesters in Israël (2 Kron. 19:4-11; Ezra 7:25), waren deze door hun zwakheid niet volmaakt rechtvaardig. Wie daar het dichtst bij kwamen waren Mozes en Salomo. Zij spraken recht namens en in de geest van God. Koning Salomo ontving in de beginjaren van zijn koningschap grote wijsheid van God. Die tijd was een voorafschaduwing van het koningschap van Christus. De heer Jezus zei dat hij meer is dan Salomo (Matth. 12:42). Al tijdens zijn leven op aarde gaf God hem rechterlijke bevoegdheden, bijvoorbeeld om zonden te vergeven:

En hun geloof ziende, zei Hij:

Mens, uw zonden zijn u vergeven. En de schriftgeleerden en de Farizeeën … zeiden:

… Wie kan zonden vergeven dan God alleen?

Doch Jezus … zei tot hen:

… Wat is gemakkelijker te zeggen:

Uw zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op en wandel?

Maar opdat u mag weten, dat de Zoon de mensen macht heeft op aarde zonden te vergeven – zei Hij tegen de verlamde:

Tot u zeg Ik, sta op, neem uw bed op en ga naar uw huis …” (Lucas 5:17-26).

Hij sprak echter ook over een latere tijd. In een gelijkenis herinnerde hij eens aan wat God had gesproken door de profeet Ezechiël:

Hij zou rechtspreken tussen zijn schapen en de rammen en bokken, die zijn schapen verdrongen en uitbuitten (Ezechiël 34):

“En u, mijn schapen, zo zegt de Here HERE, zie Ik zal rechtspreken tussen het ene schaap en het andere, tussen de rammen en de bokken de vette en de magere schapen.” (Ezechiël 34:17, 20-22)

“Wanneer dan de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en al de engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen op de troon van zijn heerlijkheid. En al de volken zullen vóór Hem verzameld worden en Hij zal ze van elkaar scheiden, zoals de herder de schapen scheidt van de bokken, en Hij zal de schapen zet- ten aan zijn rechterhand en de bokken aan zijn linkerhand. Dan zal de Koning tot hen, die aan zijn rechterhand zijn, zeggen:

Komt u gezegenden van mijn Vader, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging van de wereld af …

Dan zal Hij ook tot hen, die aan zijn linkerhand zijn, zeggen:

Gaat weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur …” (Mattheüs 25:31-46)

Hoewel ook in het Nieuwe Testament God de rechtvaardige Rechter is (Romeinen 2:2, 5 en 16, 3:6, 14:10; 1 Kor. 5:13; 2 Thess. 1:5; Hebr. 12:23, 13:4; 1 Petr. 1:17, 2:23; Jac. 4:12; Openb. 6:10, 16:7, 18:4-19:5), heeft Hij de heer Jezus aangewezen om in Zijn naam als Rechter op te treden:

“Want … de Vader oordeelt niemand, maar heeft het gehele oordeel aan de Zoon gegeven.” (Johannes 5:22)

“En Hij (Christus) heeft ons geboden het volk te prediken en te betuigen, dat Hij het is, die door God is aangesteld tot rechter over levenden en doden.” (Handelingen 10:42)

“Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.” (2 Korintiërs 5:10)

Net als zijn Vader in de hemel is hij rechtvaardig en oordeelt hij zonder aanzien van de persoon:

“Ik kan van Mijzelf niets doen; gelijk Ik hoor, oordeel Ik, en mijn oordeel is rechtvaardig, want Ik zoek niet mijn wil, maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft.” (Johannes 5:30; zie ook 7:24)

Jezus zei dat hij zal komen om eenieder te vergelden. Dit betekent dat het oordeel niet direct bij de dood wordt uitgesproken. In het Nieuwe Testament zijn vele passages, die er op wijzen dat het oordeel samenvalt met de komst van Christus naar de aarde en de opstanding van de doden:

“Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid van zijn Vader … en dan zal Hij een ieder vergelden naar zijn daden.” (Mattheüs 16:27)

“Verwondert u hierover niet, want de ure komt, dat allen, die in de graven zijn, naar zijn stem zullen horen, en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan heb- ben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade gedaan hebben, tot de opstan- ding ten oordeel.” (Johannes 5:28-29; zie ook 6:39-40)

Dit moment is ‘de dag van de Here’, de door God vastgestelde dag van oordeel voor alle mensen:

“Maar Ik zeg u: Van elk ijdel woord, dat de mensen zullen spreken, zullen zij rekenschap geven op de dag van het oordeel …” (Matth. 12:36; 1 Petr. 4:5)

“ ten dage, dat God het in de mensen verborgene oordeelt, volgens mijn evangelie, door Christus Jezus.” (Romeinen 2:16)

“Ik betuig u nadrukkelijk voor God en Christus Jezus, die levenden en doden zal oordelen, met beroep zowel op zijn verschijning als op zijn koningschap …” (2 Timotheüs 4:1; zie ook vers 8)

Wie in zijn hart geen kwaad heeft beraamd en God altijd van harte heeft gediend, heeft niets te vrezen voor de Rechter. Jezus zei dat zo iemand niet in het oordeel komt. Waarmee hij bedoelde dat hij niet voor de Rechter wordt gedaagd om het doodvonnis uit zijn mond te horen:

“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel.” (Joh. 5:24)

“Hierin is de liefde bij ons volmaakt geworden, dat wij vrijmoedigheid hebben op de dag van het oordeel … Er is in de liefde geen vrees, want vrees houdt verband met straf” (1 Johannes 4:17)

 

Vraag ter overdenking:
Hoe zal het bij het oordeel gaan denkt u?
Kunnen wij ons verdedigen?

+

Voorgaande

  1. Bijbels geloof en heidense filosofie
  2. Fundamenten van het Geloof 6: Beproeving van het geloof
  3. Fundamenten van het Geloof 12 Verzoening met God door het offer van Christus
  4. Fundamenten van het Geloof 13 Rechtvaardiging door geloof
  5. Fundamenten van het Geloof 14 De komst van Christus in heerlijkheid
  6. Problemen bij vele Christenen aan de boodschap ‘God is liefde’
  7. Als de tijd ten einde loopt …… Slechts een klein deel gered

++

Lees ook

  1. Jehovah kan hem staande houden
  2. Gedachte voor vandaag: “God vragen tegen de vijanden op te staan” (03 januari)
  3. Alleenvoelend bang om met anderen te verbinden om te groeien in geloof
  4. De naaste liefhebbend als zichzelf
  5. Bepaal de aandrijving
  6. Schaam u dus niet voor het getuigenis van onze Heer
  7. Tijdens Coronaperiode toch Dagen om over God te praten
  8. Mishpat in het Hebreeuws en in het Grieks #1 Oud en Nieuw Testament
  9. Schapen en bokken 1 Aangenomen, verworpenen en slaven
  10. Als de tijd ten einde loopt … 5 De weinigen die behouden worden
  11. De doden – Waar zijn ze? 24 Verhalen, eerste dood en hemelen
  12. De doden – Waar zijn ze? 25 De Tweede Dood
  13. Christadelfiaanse geloofspunten #16 Koninkrijk van God voor sommigen tot eeuwig leven en anderen tot schande en eeuwige verachting
  14. Christadelfiaanse geloofspunten #17 Koninkrijk van God – Gehoorzamen en ongehoorzamen opgeroepen voor Jezus zijn rechterstoel
  15. Christadelfiaanse geloofspunten #18 Koninkrijk van God – Beloning voor trouw en bestraffing voor ontrouw

Transitiehuizen

Ken jij onze Belgische transitiehuizen al waar verschillende teams samen werken om mensen klaar te stomen terug in de maatschappij te stappen?

Een transitiehuis is een residentieel gebouw waar ongeveer vijftien gedetineerden de laatste maanden van hun detentie doorbrengen om te werken aan hun re-integratie in de maatschappij.

Het Transitiehuis hanteert drie pijlers om deelnemers te ondersteunen in hun re-integratie: kracht, herstel en verbinding. De aanpak vertrekt vanuit de kracht van de persoon en is gericht op diens herstel.

“Van betekenis zijn” kan verschillende vormen aannemen en zit vaak verborgen in kleine zaken. De focus op kracht, herstel en verbinding doet deelnemers ervaren dat ze over vaardigheden beschikken, schade kunnen herstellen en doelen kunnen bereiken.

Logo TransitiehuizenGa zeker eens een kijkje nemen naar de gloednieuwe website en kom meer te weten over dit unieke concept. 😃

Als de tijd ten einde loopt … De geest van Nimrod

“U hebt uw schatkamers gevuld, hoewel de tijd ten einde loopt”(Jac.5:3)

De geest van Nimrod

Nimrod was de eerste machthebber op aarde …
De kern van zijn rijk werd gevormd door Babel, Uruk, Akkad en Kalne, in Sinear.
Vanuit dat land trok hij naar Assyrië, waar hij Nineve, Rechobot–Ir en Kalach bouwde, en ook de grote stad Resen, tussen Nineve en Kalach. (Gen. 10:8-12)

Toen Kaïn was vervloekt om de moord op zijn broer Abel, trok hij weg uit de streek Eden naar het land Nod. En een van de eerste dingen die hij daar deed, was een stad bouwen. Dit is de eerste keer dat wij dat woord ‘stad’ in de Bijbel tegen komen. Het Hebreeuwse woord is ‘ir’(zie Rechoboth-Ir in het citaat hierboven). Het betekent: ‘een bewaakte plaats’, en het is afgeleid van yare, dat ‘angst’ betekent, of ‘bevreesd zijn’. Nu lezen we in Gen. 4:14 dat Kaïn inderdaad vreesde voor zijn leven, dus helemaal onlogisch was dat niet. Maar het was het begin van een kenmerkende gewoonte van de goddelozen.

Imperium vorming

Bij ziggoerats werden reeds bakstenen toegepast (de foto toont een reconstructie)

Toen de mensheid zich, na de vloed, opnieuw begon te verspreiden en naar de vlakte van Sinear (Mesopotamië) trok, begon zij daar onmiddellijk weer steden te bouwen. Volgens Gen.11:3 gebruikte zij daarvoor een nieuwe bouwtechniek. In plaats van het stapelen van (al of niet bewerkte) natuursteen, ging zij nu uit van handgevormde stenen (een vorm van baksteen), die ze met natuurlijk asfalt (bij wijze van cement) aan elkaar metselde. De archeologie bevestigt ons, dat zij daarmee enorme bouwwerken konden optrekken. Dat is dan ook de achtergrond van de stad Babel en zijn befaamde toren.

De Toren van Babel, schilderij van Pieter Bruegel. De koning op de voorgrond (linksonder) stelt waarschijnlijk Nimrod voor.

De tekst geeft duidelijk aan dat de bouw daarvan werd gemotiveerd door de wens onafhankelijk te worden van God, en een alternatieve veiligheid te vinden. Dat gold niet alleen voor de toren, maar voor de stad als geheel, want het is de bouw van de stad, niet alleen die van de toren, die door Gods ingrijpen wordt stilgelegd. Maar we hoeven dit niet te beperken tot alleen deze stad; Babel wordt ons duidelijk getoond als voorbeeld voor de hele streek. Voor deze steden wordt opnieuw het woord ir gebruikt. We vinden het maar liefst 5 maal genoemd in deze twee hoofdstukken (Gen. 10 en 11). Let op dat het woord niet zomaar een aanduiding is van een plaats met een groter aantal huizen dan een dorp; het duidt altijd een ommuurde plaats aan. Ommuren doe je alleen wanneer je bang bent voor vijanden. En die vijanden ontstonden doordat zij, uit zelfverdediging, die andere volken juist aanvielen en onderwierpen.

Nimrod volgens het Promptuarii Iconum Insigniorum – “de tegenstrever” of “de zich verontwaardigende”, zoon van Kus en een achterkleinzoon van Noach.

Nimrod wordt ons genoemd als de eerste van dergelijke heersers, en het is tekenend dat hij ons tevens wordt geschilderd als ‘een groot jager’ (Gen. 10:9). Waar de generaties van vóór de vloed ons aanvankelijk nog worden geschilderd als herders en bezitters van kudden – dus hoeders van dieren – is nu het jagen en doden van dieren – dus bloedvergieten – het teken van ‘ware mannelijkheid’. Eenzelfde onderscheid vinden we later in Gen. 25 tussen Jakob en Esau, en het is niet zonder betekenis dat dit de eerstvolgende keer is dat we het begrip jacht in Genesis vinden (jacht en jachtbuit komen in Gen. 25 en 27 maar liefst 10 maal voor, tegen nog maar 7 maal daarna!).

Uitgaan uit de stad

Het is uit deze wereld van menselijke heerszucht en menselijke ‘veiligheid’ dat Abraham wordt weggeroepen, om verder als nomade te leven in het land Kanaän. Maar de menselijke schijnveiligheid van de ommuurde stad blijft ook dan een rol spelen in het verhaal. Wanneer Abraham en zijn neef Lot besluiten elk een kant uit te gaan, omdat hun gezamenlijke kudden te groot zijn geworden om nog in dezelfde streek te weiden, kiest Lot voor zichzelf de vruchtbare omgeving van ‘de steden van de vlakte’ (dat is de vallei ten zuiden van de Dode Zee). En na verloop van tijd vestigt hij zich in één daarvan. Dit is, na Gen. 10+11, de eerstvolgende keer dat we het woord ‘stad’ (ir) weer tegenkomen. De eerste crisis komt wanneer een confederatie van Mesopotamische heersers die steden aanvalt en de bevolking, inclusief Lot, als slaven mee terug wil nemen naar Mesopotamië. Alleen door tussenkomst van Abraham en enkele medestanders kan Lot daaraan ontsnappen. Toch vestigt hij zich opnieuw in de stad Sodom. De volgende crisis komt wanneer God besluit die steden te vernietigen wegens hun verregaande goddeloosheid. God is bereid Lot daarbij te sparen, maar die moet dan wel kiezen tussen Gods belofte van bescherming en de schijnveiligheid van een ommuurde stad. In deze hoofdstukken 18+19 komen we dat woord stad dan ook maar liefst 14 keer tegen. Lot blijkt echter slechts met moeite te bewegen de stad Sodom te ontvluch-ten, en ziet ook dan zijn veiligheid toch allereerst nog in Soar, een andere,nabij gelegen stad. Pas later besluit hij ook die achter zich te laten en zijn veiligheid te zoeken in de bergen, maar blijkbaar nog steeds niet in een vertrouwen op de God die hem toch tot tweemaal toe had gered.

De muren om de ‘vestingen’ van het christendom

Onze christelijke wereld kent, naast de ‘grote’ kerken, een uitgebreid palet van bewegingen en sekten; elk met een eigen versie van de christelijke boodschap die in hun visie het ware bijbelse christendom vertegenwoordigt.

Het lijkt wel alsof er een aparte Bijbel bestaat voor elk van hen, omdat elk dat Boek op een geheel eigen manier leest. Vele daarvan ontlenen hun bestaansrecht aan de nadruk die ze leggen op een bepaald aspect van de bijbelse boodschap, waar ze de rest in belangrijke mate aan ondergeschikt maken. En dat komt weer doordat velen voor eigen consumptie een slecht gebalanceerd menu samenstellen uit het totale Bijbelse aanbod. Het Oude Testament blijkt vaak zeer slecht gelezen, en dus gekend, te worden. En vervolgens wordt de tekst veel te veel met moderne westerse ogen gelezen, wat vaak leidt tot een-zijdige of zelfs ronduit onjuiste interpretatie van de bedoeling ervan. Nu is de gemiddelde Bijbellezer op zulke punten een leek en dus kun je hem deze neiging ook weer niet al te kwalijk nemen. Maar toch rust er ook op die leek-lezer wel degelijk een verantwoordelijkheid om rekening te houden met de mogelijkheid dat zijn begrip van de tekst wellicht gekleurd is door zijn ‘voorgeprogrammeerde’ denkwijze. En wanneer hij voldoende reden heeft aan te nemen dat een uitleg die probeert dat te corrigeren, wellicht juist zou kunnen zijn, moet hij bereid zijn die te aanvaarden, of in elk geval in overweging te nemen. De praktijk blijkt echter maar al te vaak anders te zijn. Dan wordt de eigen opvatting als onaantastbaar beschouwd (‘het staat er toch’) en wordt de geboden alternatieve uitleg opgevat als een infame poging de eigen identiteit van de betrokken geloofsrichting te ondermijnen, of als het bewijs van een apert gebrek aan nederigheid om de ‘duidelijke’ leer van de Schrift te erkennen. Maar ook daar blijft het niet bij. De ware fundamentalist neemt niet alleen zijn medegelovigen de maat door hem langs de lat van juist dit soort uitleg te leggen, hij toont naar buiten toe ook zijn geloofsijver door te ijveren voor, en het verplicht stellen van, het aanhangen van deze opvattingen door al zijn medeburgers, ook diegenen die niet tot zijn eigen kring behoren. Want waar het ten diepste op neerkomt, is angst. En zijn overtuiging is zijn bescherming, de ‘muur’ tussen hemzelf en de goddeloze wereld daarbuiten, die hem moet beschermen tegen de aanvallen van de vijandige wereld rond-om. En wie niet van zijn eigen ‘stad’ is, moet overheerst worden, gedwongen de heerschappij van die overtuiging te erkennen. Daarin ligt zijn hele gevoel van veiligheid. En die overtuiging, die muur, zal hij dus ook nooit ter discussie willen stellen. En daarom zijn er zoveel geloofs-koninkrijkjes, gescheiden door zulke muren. Maar al die muren zijn nog steeds gebouwd van door mensenhanden gevormde ‘stenen’, en niet door God.

Je eigen kruis opnemen

Bij Lukas, die meer dan de andere evangelisten de eisen van discipelschap benadrukt, lezen we:

‘Wie niet zijn kruis draagt en mij op mijn weg volgt, kanniet mijn leerling zijn’ (Luk. 14:27).

Voor een Jood uit de 1e eeuw zou ‘een kruis dragen’ maar één betekenis hebben: op weg zijn naar de plaats van je executie. ‘Je kruis dragen en Jezus volgen’ zou voor hem betekenen: Hem volgen naar Golgotha om daar met hem gekruisigd te worden. Dit gaat over het opofferen van je eigen leven in navolging van je meester. Dat hoeft niet altijd te betekenen dat je voor het geloof moet sterven (al moet je die bereidheid wel te allen tijde hebben), het kan ook betekenen dat je juist je leven in zijn dienst stelt. Maar het gaat in elk geval over opoffering. De ware volgeling van Christus leeft zonder eigen muren. Hij vertrouwt op God, dat Hij die bescherming biedt. Maar fundamentalistische ijveraars zien liever dat anderen zich aan ‘de regels’ houden. Zij dwingen het ‘heiligen’ van de sabbat af, ook voor niet-christenen (zonder zich er verder om te bekommeren hoe die dag dan infeite wordt doorgebracht). Ze lopen te hoop tegen iedere suggestie dat de aarde ouder zou zijn dan 6000 jaar (zonder zich ooit af te vragen wat nu in feite de werkelijke boodschap is van Gen. 1). Ze oefenen druk uit op de overheid om ook voor niet-christenen elk ingrijpen in het menselijk leven te verbieden (zonder zich ooit te hebben verzet tegen militair ingrijpen in andermans land of, aan de overkant van de oceaan, tegen particulier wapenbezit). Ze gaan tewerk als diegenen uit de Farizeeën, die tot geloof waren gekomen, maar die er tegelijkertijd op aandrongen dat de gelovigen uit de heidenen zich zouden laten besnijden. Over hen schrijft Paulus:

‘Ze zijn voor de besnijdenis, maar leven zelf niet volgens de wet; ze willen dat u zich laat besnijden om zich daarop te kunnen laten voorstaan. Maar ik – ik wil me op niets anders laten voorstaan dan het kruis van Jezus Christus (Gal. 6:13-14).

Dit alles is uiteindelijk nog steeds de geest van Nimrod: heersen over anderen. Weliswaar gebeurt dat zogenaamd voor de glorie van God, maar het is toch niet wat Jezus van zijn volgelingen vroeg. Hij verlangde dat zij hun eigen leven in zijn dienst stelden, niet dat van anderen. Wat er met die anderen gebeurt, zouden zij volledig aan God moeten over laten; dat is niet hun zaak. We vinden dat aan het eind van het evangelie van Johannes: op de vraag

‘En wat gebeurt er met hem, Heer?’

is Jezus’ antwoord:

‘Het is niet jouw zaak (wat er met hem zal gebeuren): jijmoet mij volgen.’ (Joh. 21:21-22).

De gelovige die zich temidden van al deze imperiumvorming nog staande wil houden, doet er daarom goed aan zich te concentreren op wat er van hemzelf wordt gevraagd. Het lot van zijn medemens kan hij met een gerust hart aan God overlaten.

R.C.R.

+

Voorgaande

Als de tijd ten einde loopt …… Vragen naar het goede

 

++

Aanverwant

  1. Fragiliteit en actie #10 Voor het nageslacht
  2. De nacht is ver gevorderd 4 Studie 1 Zijn het de laatste dagen? 3 Hoe pakken we het aan?
  3. De nacht is ver gevorderd 6 Studie 2 Schrik of troost 2 Sodom en Gomorra
  4. De nacht is ver gevorderd 18 Studie 3 Lessen uit het verleden 7 Conclusie
  5. God meester van goed en kwaad
  6. De Dag is nabij #8 Overzicht

Grondwetten, legalistisch gelijk en substantieel gelijk

Boudewijn Bouckaert, prof. Rechten UGent:
“Betekent legalistisch gelijk steeds ook substantieel gelijk? Wie dit beweert miskent een filosofisch-juridische traditie in het Westen van meer dan tweeduizend jaar. (…) De pijnlijke consequenties van dit wetspositivisme werden duidelijk na de Tweede Wereldoorlog. De Rassenwetten van Neurenberg, waarbij de Joodse Duitsers in feite civiel dood werden verklaard, waren op 15 september 1935 netjes gestemd door de Reichstag en dus grondwettelijk in orde. In de logica van pepé Rajoy, Juncker en Macron moet je die dan ook correct uitvoeren, ook al ben je het er misschien niet mee eens. Na de Tweede Wereldoorlog verhief de Duitse rechtsfilosoof Gustav Radbruch zijn stem: grondwetten en wetten, ook al zijn ze correct tot stand gekomen, kunnen strijdig zijn met supra-positieve beginselen en zijn bijgevolg niet bindend voor de onderdanen.”