Fundamenten van het Geloof 15 De Rechter en zijn oordeel

Gelooft u het getuigenis van God, zijn Zoon en zijn dienaren?

Als Koning over de gehele aarde, is God niet alleen de Wetgever, maar ook de hoogste Rechter. In het Oude Testament maakt Hij Zich als zodanig bekend:

“God is een rechtvaardig Rechter …” (Psalm 7:12)

“… zou de Rechter van de ganse aarde geen recht doen?” (Genesis 18:25)

Rechtvaardig recht spreken houdt onder andere in dat Hij onpartijdig is, zonder aanzien van de persoon handelt. Opdat dit voor iedereen duidelijk zal zijn, is zijn rechtsgeding tegen mensen openbaar. Aan een ieder die hierbij betrokken is, moet bekend worden waarom God de een vrijspreekt van schuld en de ander voor schuldig houdt. God weet wat in het diepst van de mens verborgen is, ook alles wat onzichtbaar bleef voor andere mensen, het goede en het kwade. Daarom mogen wie zich Hem toewijden, door met hart en ziel zijn wil te doen, zich veilig en zeker weten in de handen van deze rechtvaardige Rechter. Zij zullen door Hem bevrijdt, verlost worden van de vijandige wereld. Wat de vijanden van God en zijn kinderen in het geheim beraamd hebben, zal duidelijk worden voor iedereen:

“Maar, HERE der heerscharen, rechtvaardige Rechter, die nieren en hart toetst, ik zal uw wraak aan hen (die Gods kinderen kwaad doen) zien, want op u heb ik mijn rechtsgeding gewenteld.” (Jeremia 11:20)

“Want de HERE, onze Rechter, de HERE, onze Wetgever, de HERE, onze Koning, Hij zal ons verlossen.” (Jesaja 33:22)

“Er is niets bedekt, of het zal geopenbaard worden, en verborgen, of het zal bekend worden. Daarom, al wat u in het donker gesproken hebt, zal in het licht gehoord worden en wat u aan het oor gesproken hebt, in de binnenkamer, zal van de daken gepredikt worden.” (Lucas 12:2-3)

“Daarom velt geen oordeel vóór de tijd, dat de Here komt, die ook hetgeen in de duisternis verborgen is, aan het licht zal brengen en de raadslagen van de harten openbaar zal maken.” (1 Korintiërs 4:5)

Ondanks dat God bepaalde vormen van rechtspraak overliet aan oudsten (Ex. 18), richters, koningen, en priesters in Israël (2 Kron. 19:4-11; Ezra 7:25), waren deze door hun zwakheid niet volmaakt rechtvaardig. Wie daar het dichtst bij kwamen waren Mozes en Salomo. Zij spraken recht namens en in de geest van God. Koning Salomo ontving in de beginjaren van zijn koningschap grote wijsheid van God. Die tijd was een voorafschaduwing van het koningschap van Christus. De heer Jezus zei dat hij meer is dan Salomo (Matth. 12:42). Al tijdens zijn leven op aarde gaf God hem rechterlijke bevoegdheden, bijvoorbeeld om zonden te vergeven:

En hun geloof ziende, zei Hij:

Mens, uw zonden zijn u vergeven. En de schriftgeleerden en de Farizeeën … zeiden:

… Wie kan zonden vergeven dan God alleen?

Doch Jezus … zei tot hen:

… Wat is gemakkelijker te zeggen:

Uw zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op en wandel?

Maar opdat u mag weten, dat de Zoon de mensen macht heeft op aarde zonden te vergeven – zei Hij tegen de verlamde:

Tot u zeg Ik, sta op, neem uw bed op en ga naar uw huis …” (Lucas 5:17-26).

Hij sprak echter ook over een latere tijd. In een gelijkenis herinnerde hij eens aan wat God had gesproken door de profeet Ezechiël:

Hij zou rechtspreken tussen zijn schapen en de rammen en bokken, die zijn schapen verdrongen en uitbuitten (Ezechiël 34):

“En u, mijn schapen, zo zegt de Here HERE, zie Ik zal rechtspreken tussen het ene schaap en het andere, tussen de rammen en de bokken de vette en de magere schapen.” (Ezechiël 34:17, 20-22)

“Wanneer dan de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en al de engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen op de troon van zijn heerlijkheid. En al de volken zullen vóór Hem verzameld worden en Hij zal ze van elkaar scheiden, zoals de herder de schapen scheidt van de bokken, en Hij zal de schapen zet- ten aan zijn rechterhand en de bokken aan zijn linkerhand. Dan zal de Koning tot hen, die aan zijn rechterhand zijn, zeggen:

Komt u gezegenden van mijn Vader, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging van de wereld af …

Dan zal Hij ook tot hen, die aan zijn linkerhand zijn, zeggen:

Gaat weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur …” (Mattheüs 25:31-46)

Hoewel ook in het Nieuwe Testament God de rechtvaardige Rechter is (Romeinen 2:2, 5 en 16, 3:6, 14:10; 1 Kor. 5:13; 2 Thess. 1:5; Hebr. 12:23, 13:4; 1 Petr. 1:17, 2:23; Jac. 4:12; Openb. 6:10, 16:7, 18:4-19:5), heeft Hij de heer Jezus aangewezen om in Zijn naam als Rechter op te treden:

“Want … de Vader oordeelt niemand, maar heeft het gehele oordeel aan de Zoon gegeven.” (Johannes 5:22)

“En Hij (Christus) heeft ons geboden het volk te prediken en te betuigen, dat Hij het is, die door God is aangesteld tot rechter over levenden en doden.” (Handelingen 10:42)

“Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.” (2 Korintiërs 5:10)

Net als zijn Vader in de hemel is hij rechtvaardig en oordeelt hij zonder aanzien van de persoon:

“Ik kan van Mijzelf niets doen; gelijk Ik hoor, oordeel Ik, en mijn oordeel is rechtvaardig, want Ik zoek niet mijn wil, maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft.” (Johannes 5:30; zie ook 7:24)

Jezus zei dat hij zal komen om eenieder te vergelden. Dit betekent dat het oordeel niet direct bij de dood wordt uitgesproken. In het Nieuwe Testament zijn vele passages, die er op wijzen dat het oordeel samenvalt met de komst van Christus naar de aarde en de opstanding van de doden:

“Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid van zijn Vader … en dan zal Hij een ieder vergelden naar zijn daden.” (Mattheüs 16:27)

“Verwondert u hierover niet, want de ure komt, dat allen, die in de graven zijn, naar zijn stem zullen horen, en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan heb- ben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade gedaan hebben, tot de opstan- ding ten oordeel.” (Johannes 5:28-29; zie ook 6:39-40)

Dit moment is ‘de dag van de Here’, de door God vastgestelde dag van oordeel voor alle mensen:

“Maar Ik zeg u: Van elk ijdel woord, dat de mensen zullen spreken, zullen zij rekenschap geven op de dag van het oordeel …” (Matth. 12:36; 1 Petr. 4:5)

“ ten dage, dat God het in de mensen verborgene oordeelt, volgens mijn evangelie, door Christus Jezus.” (Romeinen 2:16)

“Ik betuig u nadrukkelijk voor God en Christus Jezus, die levenden en doden zal oordelen, met beroep zowel op zijn verschijning als op zijn koningschap …” (2 Timotheüs 4:1; zie ook vers 8)

Wie in zijn hart geen kwaad heeft beraamd en God altijd van harte heeft gediend, heeft niets te vrezen voor de Rechter. Jezus zei dat zo iemand niet in het oordeel komt. Waarmee hij bedoelde dat hij niet voor de Rechter wordt gedaagd om het doodvonnis uit zijn mond te horen:

“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel.” (Joh. 5:24)

“Hierin is de liefde bij ons volmaakt geworden, dat wij vrijmoedigheid hebben op de dag van het oordeel … Er is in de liefde geen vrees, want vrees houdt verband met straf” (1 Johannes 4:17)

 

Vraag ter overdenking:
Hoe zal het bij het oordeel gaan denkt u?
Kunnen wij ons verdedigen?

+

Voorgaande

  1. Bijbels geloof en heidense filosofie
  2. Fundamenten van het Geloof 6: Beproeving van het geloof
  3. Fundamenten van het Geloof 12 Verzoening met God door het offer van Christus
  4. Fundamenten van het Geloof 13 Rechtvaardiging door geloof
  5. Fundamenten van het Geloof 14 De komst van Christus in heerlijkheid
  6. Problemen bij vele Christenen aan de boodschap ‘God is liefde’
  7. Als de tijd ten einde loopt …… Slechts een klein deel gered

++

Lees ook

  1. Jehovah kan hem staande houden
  2. Gedachte voor vandaag: “God vragen tegen de vijanden op te staan” (03 januari)
  3. Alleenvoelend bang om met anderen te verbinden om te groeien in geloof
  4. De naaste liefhebbend als zichzelf
  5. Bepaal de aandrijving
  6. Schaam u dus niet voor het getuigenis van onze Heer
  7. Tijdens Coronaperiode toch Dagen om over God te praten
  8. Mishpat in het Hebreeuws en in het Grieks #1 Oud en Nieuw Testament
  9. Schapen en bokken 1 Aangenomen, verworpenen en slaven
  10. Als de tijd ten einde loopt … 5 De weinigen die behouden worden
  11. De doden – Waar zijn ze? 24 Verhalen, eerste dood en hemelen
  12. De doden – Waar zijn ze? 25 De Tweede Dood
  13. Christadelfiaanse geloofspunten #16 Koninkrijk van God voor sommigen tot eeuwig leven en anderen tot schande en eeuwige verachting
  14. Christadelfiaanse geloofspunten #17 Koninkrijk van God – Gehoorzamen en ongehoorzamen opgeroepen voor Jezus zijn rechterstoel
  15. Christadelfiaanse geloofspunten #18 Koninkrijk van God – Beloning voor trouw en bestraffing voor ontrouw

Bijbel, zwaard van de Geest in de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van God om tot een volkomen mens te komen

 

 

“Een psalm van David, voor den opperzangmeester. {1} (19-2) De hemelen vertellen {2} Gods eer, en het uitspansel {3} verkondigt Zijner handen werk.” (Psalmen 19:1 STV)

“1  Toen sprak God {1} al deze woorden, {2} zeggende: 2 Ik ben de HEERE uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, {3} uitgeleid heb. 3 Gij zult geen andere goden {4} voor Mijn aangezicht hebben.” (Exodus 20:1-3 STV)

“Alzo zegt de Heere HEERE: Het zal niet bestaan, {22} en het zal niet geschieden.” (Jesaja 7:7 STV)

“En de HEERE stak Zijn hand uit, en roerde mijn mond aan; {20} en de HEERE zeide tot mij: Zie, Ik geef Mijn woorden in uw mond. {21}” (Jeremia 1:9 STV)

“Gelooft gij niet, dat Ik in den Vader [ben], en de Vader in Mij is? De woorden, {20} die Ik tot ulieden spreek, spreek Ik van Mijzelven niet, maar de Vader, Die in Mij blijft, {21} Dezelve doet de werken. {22}” (Johannes 14:10 STV)

“En neemt den helm der zaligheid, {40} en het zwaard des Geestes, {41} hetwelk is Gods Woord.” (Efeziërs 6:17 STV)

“Hij zeide voorts: Ik ben de God uws vaders, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob. En Mozes verborg zijn aangezicht, {10} want hij vreesde God aan te zien.” (Exodus 3:6 STV)

“Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is, en heeft ons het verstand gegeven, {54} dat wij den Waarachtige kennen; {55} en wij zijn in den Waarachtige, {56} [namelijk] in Zijn {57} Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige {58} God, en het eeuwige Leven. {59}” (1 Johannes 5:20 STV)

“Gij Heere, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, {24} en de eer, en de kracht; want Gij hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil zijn zij, {25} en zijn zij geschapen.” (Openbaring 4:11 STV)

“2 (6-1) Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE, {1} 3 (6-2) En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God {2} de Almachtige; {3} doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend geweest. {4}” (Exodus 6:2-3 STV)

“13 Daarom zegt gij: {23} Wat weet er God van? Zal Hij door de donkerheid {24} oordelen? 14 De wolken zijn Hem een verberging, dat Hij niet ziet; en Hij bewandelt {25} den omgang der hemelen.” (Job 22:13-14 STV)

“5 En de Levieten, Jesua, en Kadmiel, Bani, Hasabneja; Serebja, Hodia, Sebanja, Petahja, zeiden: Staat op, looft den HEERE, {9} uw God, van eeuwigheid tot in eeuwigheid; en men love {10} den Naam Uwer heerlijkheid, {11} die verhoogd is boven allen lof en prijs! {12} 6 Gij zijt die HEERE alleen, Gij hebt gemaakt den hemel, den hemel der hemelen, {13} en al hun heir, {14} de aarde en al wat daarop is, de zeeën en al wat daarin is, en Gij maakt die allen levend; {15} en het heir der hemelen {16} aanbidt U. {17} 7 Gij zijt die HEERE, de God, Die Abram hebt verkoren, en hem uit Ur der Chaldeën uitgevoerd; en Gij hebt zijn naam gesteld Abraham.” (Nehemia 9:5-7 STV)

“7  Hoort, Mijn volk! en Ik zal spreken; Israël! en Ik zal onder u betuigen; {14} Ik, God, ben uw God. {15} 8 Om uw {16} offeranden zal Ik u niet straffen, want uw brandofferen zijn steeds voor Mij. 9 Ik zal uit uw huis geen var nemen, [noch] bokken uit uw kooien; 10 Want al het gedierte des wouds is Mijn, de beesten op duizend {17} bergen. 11 Ik ken al het gevogelte der bergen, en het wild des velds is bij Mij. {18} 12 Zo Mij hongerde, Ik zou het u niet zeggen; want Mijn is de wereld en haar volheid. {19} 13 Zou Ik stierenvlees {20} eten, of bokkenbloed drinken? 14 Offert Gode dank, {21} en betaalt den Allerhoogste uw geloften. 15 En roept Mij aan in den dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren. 16  Maar tot den goddeloze zegt God: Wat hebt gij Mijn inzettingen te vertellen, en neemt Mijn verbond in uw mond? 17 Dewijl gij de kastijding {22} haat, en Mijn woorden achter {23} u henenwerpt.” (Psalmen 50:7-17 STV)

“11 En Dezelfde heeft gegeven sommigen tot apostelen, {26} en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, {27} en sommigen tot herders {28} en leraars; 12 Tot de volmaking {29} der heiligen, tot het werk {30} der bediening, tot opbouwing des lichaams van Christus; 13 Totdat wij allen zullen komen tot de enigheid {31} des geloofs en der kennis van den Zoon Gods, tot een volkomen {32} man, tot de mate van de grootte der volheid van Christus; 14 Opdat wij niet meer kinderen zouden zijn, die als de vloed bewogen en omgevoerd worden met allen wind der leer, door de bedriegerij {33} der mensen, door arglistigheid, om listiglijk tot dwaling te brengen;” (Efeziërs 4:11-14 STV)

“En ik, broeders, als ik tot u ben gekomen, ben niet gekomen met uitnemendheid {1} van woorden, of van wijsheid, u verkondigende de getuigenis {2} van God.” (1 Corinthiërs 2:1 STV)

“9 Maar gelijk geschreven is: Hetgeen het oog niet heeft gezien, en het oor niet heeft gehoord, en in het hart des {22} mensen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien, die Hem liefhebben. 10 Doch God heeft [het] ons geopenbaard {23} door Zijn Geest; {24} want de Geest onderzoekt alle {25} dingen, ook de diepten Gods. {26}” (1 Corinthiërs 2:9-10 STV)

“14 Maar de natuurlijke mens {35} begrijpt niet de {36} dingen, die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hij {37} kan ze niet {38} verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden. {39} 15 Doch de geestelijke [mens] {40} onderscheidt wel alle dingen, maar {41} hij zelf wordt van niemand {42} onderscheiden. {43} 16 Want wie heeft den zin des Heeren {44} gekend, die Hem zou onderrichten? Maar wij hebben den zin van Christus. {45}” (1 Corinthiërs 2:14-16 STV)

“Wie heeft den Geest {52} des HEEREN bestierd, {53} en [wie] heeft Hem [als] Zijn raadsman onderwezen? {54}” (Jesaja 40:13 STV)

“5 Welke in andere {9} eeuwen den {10} kinderen der mensen niet is bekend gemaakt, gelijk zij nu {11} is geopenbaard aan Zijn heilige apostelen en profeten, {12} door den Geest; 6 [Namelijk] dat de heidenen zijn medeërfgenamen, {13} en van hetzelfde lichaam, en mededeelgenoten Zijner belofte in Christus, door het Evangelie;” (Efeziërs 3:5-6 STV)

“Opdat hun harten {5} vertroost mogen {6} worden, en zij samengevoegd {7} zijn in de liefde, en [dat] tot allen rijkdom der volle verzekerdheid {8} des verstands, tot kennis der {9} verborgenheid van God en den Vader, en van Christus;” (Colossenzen 2:2 STV)

“Spreek niet voor het oor van een zot, want hij zou het verstand {21} uwer woorden verachten.” (Spreuken 23:9 STV)

“1  Voorts zijn dit de laatste woorden van David. {1} David, de zoon van Isaï zegt, en de man, die hoog is opgericht, {2} de gezalfde van Jakobs God, en liefelijk [in] psalmen van Israël, {3} zegt: 2 De Geest des HEEREN heeft door mij gesproken, en Zijn rede is op mijn tong geweest.” (2 Samuël 23:1-2 STV)

“Mannen broeders, deze Schrift moest vervuld worden, welke de Heilige Geest door den mond Davids voorzegd heeft van Judas, die de leidsman geweest is dergenen, die Jezus vingen;” (Handelingen 1:16 STV)

“En tegen elkander oneens zijnde, scheidden zij; {42} als Paulus [dit] ene woord {43} gezegd had, [namelijk]: Wel heeft de Heilige Geest {44} gesproken door Jesaja, den profeet, tot onze vaderen,” (Handelingen 28:25 STV)

“Onderzoekende, op welken of hoedanigen tijd {37} de Geest van {38} Christus, Die in hen was, beduidde en te voren getuigde, het lijden, [dat] op Christus [komen] [zou], en de heerlijkheid daarna {39} [volgende].” (1 Petrus 1:11 STV)

“20 Dit eerst wetende, {73} dat geen profetie {74} der Schrift is van eigen uitlegging; {75} 21 Want de profetie is {76} voortijds niet voortgebracht door de wil eens mensen, {77} maar de heilige mensen Gods, {78} van den Heiligen Geest {79} gedreven zijnde, {80} hebben [ze] gesproken. {81}” (2 Petrus 1:20-21 STV)

“Maar de Trooster, de Heilige Geest, Welken de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u alles leren, en zal u indachtig maken {53} alles, wat Ik u gezegd heb.” (Johannes 14:26 STV)

“16 Al de Schrift is {57} van God ingegeven, {58} en is nuttig tot lering, tot {59} wederlegging, tot {60} verbetering, tot {61} onderwijzing, die {62} in de rechtvaardigheid is; 17 Opdat de mens Gods {63} volmaakt zij, tot {64} alle goed werk volmaaktelijk toegerust. {65}” (2 Timotheüs 3:16-17 STV)

“Daarom danken wij ook God zonder ophouden, dat, als gij het Woord der prediking {23} van God van ons ontvangen {24} hebt, gij dat aangenomen {25} hebt, niet [als] der mensen woord, maar (gelijk het waarlijk is) [als] Gods Woord, dat ook {26} werkt in u, die gelooft.” (1 Thessalonicen 2:13 STV)

“Want al wat te voren geschreven is, {17} dat is tot onze lering te voren geschreven, {18} opdat wij, door lijdzaamheid en vertroosting der Schriften, {19} hoop hebben zouden. {20}” (Romeinen 15:4 STV)

“En deze dingen alle zijn hunlieden overkomen tot voorbeelden; {19} en zijn beschreven tot waarschuwing van ons, op dewelke de einden der {20} eeuwen gekomen zijn. {21}” (1 Corinthiërs 10:11 STV)

“49  Zain. Gedenk des woords, {54} tot Uw knecht [gesproken], op hetwelk Gij mij hebt doen hopen. 50  Dit is mijn troost in mijn ellende, want Uw toezegging heeft mij levend gemaakt.” (Psalmen 119:49-50 STV)

“7 De wijsheid is het voornaamste; {13} verkrijg [dan] wijsheid, en verkrijg verstand met al uw bezitting. {14} 8 Verhef ze, {15} en zij zal u verhogen; zij zal u vereren, {16} als gij haar omhelzen zult. 9 Zij zal uw hoofd een aangenaam {17} toevoegsel geven, een sierlijke kroon {18} zal zij u leveren.” (Spreuken 4:7-9 STV)

“Een verstandig hart zal de wetenschap opzoeken; maar de mond der zotten zal met dwaasheid {29} gevoed {30} worden.” (Spreuken 15:14 STV)

“Die nu in de goede aarde bezaaid is, {23} deze is degene, die het Woord hoort en verstaat, die ook vrucht draagt en voortbrengt, {24} de een honderd-, de ander zestig-, en de ander dertig [voud].” (Mattheüs 13:23 STV)

“Maar der volmaakten is {33} de vaste spijze, {34} die door de gewoonheid {35} de zinnen geoefend hebben, {36} tot onderscheiding beide des goeds en des kwaads.” (Hebreeën 5:14 STV)

“Aan deze vier jongelingen nu gaf God wetenschap en verstand {56} in alle boeken, {57} en wijsheid; maar Daniël {58} gaf Hij verstand in allerlei gezichten en dromen. {59}” (Daniël 1:17 STV)

“Er is geen wijsheid, en er is geen verstand, en er is geen raad tegen den HEERE. {69}” (Spreuken 21:30 STV)

“Hoor raad, {54} en ontvang tucht, {55} opdat gij in uw laatste {56} wijs zijt.” (Spreuken 19:20 STV)

“7 Merk, hetgeen ik zeg; {17} doch de Heere geve {18} u verstand in alle dingen. 8  Houd in gedachtenis, {19} dat Jezus Christus uit {20} de doden is opgewekt, Welke is uit den zade Davids, naar mijn Evangelie; {21} 9 Om hetwelk ik verdrukkingen {22} lijde tot de banden toe, {23} als een kwaaddoener; {24} maar het Woord Gods is niet gebonden. {25} 10 Daarom verdraag ik alles om de uitverkorenen, {26} opdat ook zij de {27} zaligheid zouden verkrijgen, die in Christus Jezus is, {28} met eeuwige heerlijkheid.” (2 Timotheüs 2:7-10 STV)

“Gelijkerwijs Gij Hem macht gegeven hebt over alle vlees, {4} opdat al wat Gij Hem gegeven hebt, {5} Hij hun het eeuwige leven geve.” (Johannes 17:2 STV)

“Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is, en heeft ons het verstand gegeven, {54} dat wij den Waarachtige kennen; {55} en wij zijn in den Waarachtige, {56} [namelijk] in Zijn {57} Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige {58} God, en het eeuwige Leven. {59}” (1 Johannes 5:20 STV)

“2 Voor koningen, en allen, die in hoogheid zijn; opdat wij een gerust {4} en stil leven leiden mogen in alle godzaligheid en {5} eerbaarheid. 3 Want dat is goed en {6} aangenaam voor God, onzen Zaligmaker; 4 Welke wil, dat alle mensen zalig {7} worden, en tot kennis der waarheid {8} komen.” (1 Timotheüs 2:2-4 STV)

*

 

 

Bijbel Staten Generaal der Verenigde Nederlanden 1926

Bijbel Staten Generaal der Verenigde Nederlanden 1926

+

Voorgaand:

Coming to understanding from sayings written long ago

Bibel, Schwert des Geistes, in die Einheit des Glaubens und der Erkenntnis des Sohnes Gotte

Vervolg:

Bible, épée de l’Esprit à venir dans l’unité de la foi et de la connaissance du Fils de Dieu

Bible, sword of the Spirit to come into the unity of the faith and of the knowledge of the Son of God, unto a perfect man

++

Aanvullende lectuur:

  1. Bijbel, Gods Woord ingegeven nuttig tot lering, tot bestraffing, tot verbetering en tot onderwijzing
  2. Het woord van de Ware God gegeven voor wijsheid te vergaren
  3. Bijbel, Gods Woord tot opvoeding (NBG51)
  4. De heilige geest zal alle dingen welke gezegd zijn in herinnering terugbrengen
  5. Bijbel, helm van de zaligheid en het zwaard van de Geest ter onderricht
  6. Bibel, Helm des Heils und das Schwert des Geistes

+++

Misschien ook boeiend om onder ogen te nemen, maar welke niet steeds onze goedkeuring dragen of hetzelfde geloven als wij: