Fundamenten van het Geloof 10 De Verlosser uit de dood

De Verlosser uit de dood

God heeft in Adam alle mensen onderworpen aan de dood. Want allen hebben zich door hun zonde met Adam verbonden, en delen in het vonnis dat God over hem uitsprak. Sindsdien worden wij allen door de dood gevangen gehouden. Niemand kan aan de dood ontkomen, en niemand kan zichzelf, een goede vriend, of dierbaar familielid, op eigen kracht uit het graf bevrijden. Er is geen mogelijkheid een losprijs of borgtocht te betalen, zodat een gevangene van de dood op vrije voeten komt:

“Niemand kan ooit een broeder (zichzelf) loskopen, noch God zijn losprijs betalen, – te hoog is immers de prijs voor hun leven, voor altijd ontoereikend – dat hij voor immer zou voortleven, de groeve niet zou zien.” (Psalm 49:8-10)

Toch zijn er aan wie geloven beloften gegeven, die nog niet zijn vervuld. En omdat God trouw is aan Zijn gegeven woord, beloofde Hij voor hen een Verlosser te zijn. Wat in dit verband betekent dat Hij hen zal bevrijden uit hun gevangenis, van de ketenen van de dood. In de Bijbel zien we de zekerheid die deze hoop biedt, en de vreugde over dit vooruitzicht dat God geeft:

“Hoop op God, want ik zal Hem nog loven, mijn Verlosser en mijn God.”
“Maar God zal mijn leven verlossen uit de macht van het dodenrijk …”
(Psalm 42:6 en Psalm 49:16)
“Looft de HERE … die uw leven verlost van de groeve, die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheid, die uw ziel verzadigd met het goede …”(Psalm 103:2-5)

Hoewel in een aantal gevallen bedoeld wordt, dat God voorkwam dat iemand stierf (zie bijvoorbeeld Job 33:24 en 28), gaat het in Psalm 49 duidelijk over de verlossing uit de dood (zie vers 14 en 15 voor het verband met het ‘maar’ van vers 16).

“13 (49-14) Deze hun weg is een dwaasheid van hen; nochtans hebben hun nakomelingen een welbehagen in hun woorden. Sela. 14 (49-15) Men zet hen als schapen in het graf, de dood zal hen afweiden; en de oprechten zullen over hen heersen in dien morgenstond; en het graf zal hun gedaante verslijten, elk uit zijn woning. 15  (49-16) Maar God zal mijn ziel van het geweld des grafs verlossen, want Hij zal mij opnemen. Sela. 16 (49-17) Vrees niet, wanneer een man rijk wordt, wanneer de eer van zijn huis groot wordt;” (Ps 49:13-16 STV)

God is, als de bezitter van inherent onsterfelijk leven, de enige die ons daaruit kan bevrijden (Jesaja 43:11; 45:21; 47:4;63:16).

“Ik, Ik ben de HEERE, en er is geen Heiland behalve Mij.” (Jes 43:11 STV)

“Verkondigt en treedt hier toe, ja, beraadslaagt samen: wie heeft dat laten horen van ouds her? Wie heeft dat van toen af verkondigd? Ben Ik het niet, de HEERE? en er is geen God meer behalve Mij, een rechtvaardig God, en een Heiland, niemand is er dan Ik.” (Jes 45:21 STV)

“Onzes Verlossers Naam is HEERE der heirscharen, de Heilige Israëls.” (Jes 47:4 STV)

“Gij zijt toch onze Vader, want Abraham weet van ons niet, en Israël kent ons niet; Gij, o HEERE! zijt onze Vader, onze Verlosser van ouds af is Uw Naam.” (Jes 63:16 STV)

In Psalm 102 is er een verband tussen gevangenschap en de dood als iets menselijkerwijs onafwendbaars en onherroepelijks, maar waaruit God bevrijdt door de boeien en ketenen van gevangenen los te maken.

Ook in andere psalmen is God de bevrijder van gevangenen:

“De HERE maakt de gevangenen los …” (Psalm 146:8)
“… die gevangenen uitleidt in voorspoed …” (Psalm 68:7)
“… de HERE heeft uit de hemel op aarde geschouwd, om het zuchten van de gevangenen te horen, om de ten dode gedoemden te bevrijden …” (Psalm 102:20-21; zie ook Psalm 79:11)

Gelooft u het getuigenis van God, zijn Zoon en zijn dienaren?

“Banden van de dood hadden mij omvangen … Ach HERE, red mijn leven …Want u hebt mijn leven van de dood gered … Kostbaar is in de ogen van de HERE de dood van zijn gunstgenoten … U hebt mijn banden losgemaakt.” (Psalm 116)

Wanneer God in staat is om te verhinderen dat iemand sterft, dan kan Hij ook bevrijden wie gestorven zijn. In het boek van de profeet Hosea blijkt inderdaad dat God daartoe in staat is:

“Zou Ik hen uit de macht van het dodenrijk bevrijden, van de dood loskopen?” (Hosea 13:14)

De vraag is hier niet of Hij het kan, maar of Hij het wil, gezien de zonden van het volk Israël. Het bevrijdende antwoord is: Ja!
God zal de gelovige bevrijden uit de hand van zijn, en daarmee Gods vijanden, ook van de grootste en machtigste van alle, de dood:

“God staat op, zijn vijanden worden verstrooid … zo vergaan de goddelozen voor Het aangezicht van God. Maar de rechtvaardigen verheugen zich, zij juichen voor het aangezicht van God … die gevangenen uitleidt in voorspoed.” (Psalm 68:2-7)“

“Ja heil en goedertierenheid zullen mij volgen, al de dagen van mijn leven; ik zal in het huis van de HERE verblijven tot in lengte van dagen” (Psalm 23:6).

Het bewijs dat God de rechtvaardigen niet alleen kan, maar ook daadwerkelijk zal verlossen uit de dood, is te zien in de opwekking tot eeuwig leven van Zijn Zoon. Ook hij kon zichzelf niet bevrijden van de dood; machteloos lag hij in het graf, totdat God hem daaruit bevrijdde. Dit was de vervulling van de belofte, die Hij eeuwen daarvoor had gegeven in profetieën, die op Jezus Christus betrekking hebben:

“Omdat hij Mij zeer bemint, zal Ik hem bevrijden … Ik zal hem uitredden en tot ere brengen. Met lengte van dagen zal Ik hem verzadigen …” (Psalm 91:14-16; zie voor verband met Christus Jezus vers 11-12/Luc. 4:10-11)

“11 Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen. 12 Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot.” (Ps 91:11-12 STV)

“10 Want er is geschreven, dat Hij Zijn engelen van U bevelen zal, dat zij U bewaren zullen; 11 En dat zij U op de handen nemen zullen, opdat Gij Uw voet niet te eniger tijd aan een steen stoot.” (Lu 4:10-11 STV)

“Leven vroeg hij van U; U gaf het hem, lengte van dagen voor altoos enimmer.” (Psalm 21:5)

De gevangenschap van de Here Jezus in de dood wordt benadrukt door het feit, dat er na zijn begrafenis een grote steen voor het graf werd gerold, deze werd verzegeld, en er, zoals bij gevaarlijke gevangenen gebruikelijk was, vier soldaten voor het graf werden gezet om het (lees Hem) te bewaken (Mattheüs 27:62-66). Desondanks bleek het graf na enkele dagen leeg te zijn, zonder geschonden te zijn:

“Wat zoekt u de levende bij de doden? Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt.” (Lucas 24:5-6)

“God evenwel heeft Hem opgewekt, want Hij verbrak de weeën van de dood, naardien het niet mogelijk was, dat Hij door hem werd vastgehouden.” (Handelingen 2:24)

Voor de apostelen was dit de vervulling van profetische woorden van David, die, omdat hij gestorven en begraven is, op iemand anders dan hemzelf betrekking moeten hebben (Handelingen 2:25-32; 13:34-37):

Ik stel mij de HERE bestendig voor ogen; omdat Hij aan mijn rechterhand staat, wankel ik niet. Daarom verheugt zich mijn hart en juicht mijn ziel, zelfs mijn vlees zal in veiligheid wonen; want God geeft mijn ziel niet prijs aan het dodenrijk, noch laat U uw gunstgenoot de groeve zien.” (Psalm 16:8-11)

Hiermee heeft God een zeer groot werk verricht: voor het eerst werd een mens niet tijdelijk opgewekt uit de doden, om – zoals tot dan toe het geval was geweest – later toch weer te sterven, maar voor eeuwig. De kracht die God gebruikte bij de opwekking tot eeuwig leven van zijn Zoon, zal Hij ook voor anderen gebruiken:

“… hoe overweldigend groot zijn kracht is aan ons, die geloven, naar de werking van de sterkte van zijn macht, die Hij heeft gewrocht in Christus, door Hem uit de doden op te wekken en Hem te zetten aan zijn rechterhand…” (Efeziërs 1:19-20; vergelijk 1 Korintiërs 6:14)

“En God heeft ook den Heere opgewekt, en zal ons opwekken door Zijn kracht.” (1Co 6:14 STV)

Deze belofte geldt voor wie in dit leven de begeerten van het vlees doden en leven voor God:

“Indien Christus in u is, dan is wel het lichaam dood vanwege de zonde, maar de geest is leven vanwege de gerechtigheid. En indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door zijn Geest, die in u woont” (Romeinen 8:10-11).

J.K.D.

 

Vraag ter overdenking:

Hoe is de losprijs betaald om gelovigen te bevrijden van de dood?

+

Voorgaande

Fundamenten van geloof 3: De Persoonlijkheid van God

Fundamenten van het Geloof 9 De hoop op eeuwig leven door opstanding uit de doden

++

Aanvullende lectuur

  1. God is een verhaal #2 Voorgangers niet gediend met een Enige God
  2. Uitspraak van straf over de mens
  3. Dood
  4. Gedachte voor 2 januari 2018
  5. Redding mogelijk voor allen
  6. Reddingsplan
  7. Keuze van levende zielen tot de dood
  8. Betreffende Christus # 2 Goddelijke bron, verband en goddelijk mens
  9. De opgestane Heer
  10. Addendum 1: de leer van de “antichrist”
  11. Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #10 Gebed #8 Voorwaarde
  12. Gedachte voor vandaag “Geloof in moeilijke tijden” (14 januari)
  13. God mijn schutting, mijn hoop voor de toekomst

Bijbel en Wetenschap: Geloof en onderzoek 4: Het bewijs van Gods bestaan (4) Het heelal als toevalstreffer

Bijbel en Wetenschap: Geloof en onderzoek 4: Het bewijs van Gods bestaan (4) Het heelal als toevalstreffer

Het bewijs van Gods bestaan: Het heelal als toevalstreffer

In de serie ‘Intelligent Design’ (intelligent ontwerp) wees ik er al op dat fundamentalistisch denkende christenen een uitgesproken voorkeur hebben voor bewijs vanuit de biologie, met voor bijzien van een vak zoals bijv. de fysica. Wellicht weerspiegelt dat de fervente neiging van veel mensen om hun argumenten door anderen te laten aanleveren, om ze dan zelf alleen maar te hoeven uitventen.

Ongetwijfeld scheelt dat veel denkwerk. Maar er is altijd het risico dat de gebruiker de essentie van het oorspronkelijke argument niet (of niet goed) heeft begrepen, en er dan reddeloos mee de fout in gaat. Of er is het risico dat de gebruiker er zich onvoldoende van bewust is dat er intussen wetenschappelijk veel meer bekend is, en dat op grond daarvan de houdbaarheidsdatum van het argument inmiddels is overschreden. Zulke argumenten kunnen dus nuttig zijn om kennis van te nemen, maar zijn uiterst riskant om zelf (tweedehands) te gebruiken, tenzij je voldoende bekend bent met het vakgebied.

Ons verbazingwekkende heelal

Paul Davies, Brits-Australische en internationaal bekende natuurkundige, hoogleraar natuurkunde aan de Arizona State University sinds 2006 en gasthoogleraar aan de University of New South Wales sinds 2015 en Imperial College London,

Meer van belang is echter dat er in de categorie ‘nuttig om kennis van te nemen’ intussen interessantere argumenten zijn, dan die van de eerwaarde 19e-eeuwse dominee Paley. The Britse professor in de fundamentele fysica Paul Davies heeft een paar dozijn boeken geschreven over de betekenis die recente ontdekkingen in de moderne fundamentele natuurkunde hebben op ons beeld van het heelal. Dat loopt van ‘The accidental Universe’ (Het heelal als toevalstreffer) tot ‘The mind of God’ (Gods geest, met geest in de zin van aanpak of manier van denken). Het komt er op neer dat het heelal aan alle kanten en op allerlei gebieden blijk geeft van een uiterst precieze fijn-afstelling, en dat het zonder die exacte fijnregeling niet zou kunnen bestaan, en wij dus ook niet. Wie alleen maar (populair-)wetenschappelijke boeken leest wanneer ze zijn mening over het bestaan van God duidelijk bevestigen, zal er wellicht door worden teleurgesteld. Want vooral in zijn oudere boeken gaat hij absoluut niet die kant uit. Hij ziet het dan nog uitsluitend als een weliswaar groot, maar toch niet onmogelijk toeval. Maar het interessante is dat hij, op basis van zijn waarnemingen en overwegingen, gaandeweg steeds meer opschuift naar de overtuiging dat er wel degelijk sprake moet zijn van een of andere oorzaak die zelf buiten ons heelal moet zijn gelegen. Maar je moet zelf dan maar beslissen of je die oorzaak ‘god’ wil noemen. Dat betekent in elk geval dat hij in dat opzicht een objectief overzicht geeft van wat er aan de hand is, zonder (desnoods tegen beter weten in) ten koste van alles iets te willen bewijzen, wat dan ook.

Wat willen we er eigenlijk mee?

Kun je dan op deze manier wel het bestaan van God bewijzen

Want dat is tenslotte het onderwerp van deze serie. Helaas moet ik u nu teleurstellen. Het bestaan van God laat zich ook langs deze weg niet waterdicht wetenschappelijk bewijzen, al geeft het ontegenzeggelijk boeiende en verhelderende inzichten. Want hoe meer we inzien hoe verschrikkelijk zorgvuldig dit hele heelal in elkaar steekt, hoe meer bewondering we onvermijdelijk krijgen voor ‘de ontwerper en bouwmeester’ ervan. En daar wordt helaas maar al te weinig aandacht aan geschonken.

Te veel christenen zien hier volledig aan voorbij (al zullen ze dat zelf ten stelligste ontkennen). Want ze zoeken alleen maar waterdichte bewijzen, en komen daardoor aan bewondering niet toe. Ze beoordelen de wetenschap uitsluitend op haar bruikbaarheid voor het leveren van dat vurig gezochte bewijs, en als dat er niet in zit wenden ze zich teleurgesteld af, of ze passen de wetenschappelijke feiten net zolang aan tot die dat bewijs wel kunnen ‘leveren’. Of anders beschouwen ze wetenschappelijke feiten juist als potentieel gevaarlijk, omdat hun overtuiging er wel eens door weerlegd zou kunnen worden (wat in feite een teken van twijfel is!), en dan doen ze er alles aan om ‘aan te tonen’ dat die feiten niet zouden kloppen.
Het is alsof je elke bloem die je vindt, in zijn onderdelen uit elkaar plukt om te zien of je er zo iets aan hebt, en hem, wanneer dat niet zo blijkt te zijn, weg gooit en ontkent dat hij bestaat. Terwijl je al die tijd geen ogenblik hebt gekeken naar zijn schoonheid als complete bloem; laat staan dat je daar een afspiegeling in hebt gezien van Gods scheppingskracht.

En wat wil God eigenlijk?

We zullen daarom de waarheid onder ogen moeten zien: het bestaan van God kun je niet wetenschappelijk bewijzen. En meer dan dat: dat heeft God met opzet zo ingericht. Want Hij vraagt van ons geloof, geen overtuiging die we, desnoods knarsentandend, wel moeten aanvaarden, omdat de onweerlegbare bewijzen ons geen andere keus zouden laten. En wanneer iemand dat onbevredigend vindt, dan zou hij er goed aan doen zich af te vragen of hij dan niet al is gevallen voor het standaard argument van de gemiddelde atheïst:

als God bestaat moet je dat kunnen bewijzen, ergo: als je het niet kunt bewijzen is het dus niet waar.

Dat is echter geen fataal argument, maar alleen maar een denkfout. Zoals ook het argument

‘als je God niet nodig hebt (om de wereld te verklaren), waarom zou je dan in Hem geloven’

een drogreden is. Ik zou ook niet weten waar we olifanten voor nodig hebben, maar ik geloof wel degelijk in hun bestaan. Waar het om gaat, is:

God is geen abstracte of zielloze natuurkracht, en zijn aanwezigheid is ook niet zoiets als ‘onzichtbare’ materie die je weliswaar niet kunt zien, maar waarvan je de aanwezigheid wellicht op een andere manier toch wetenschappelijk zou kunnen aantonen.

Hij is een intelligent denkend wezen, dat op een bepaalde manier met ons omgaat, maar zich bewust onttrekt aan directe waarneming, om te zien hoe wij daarop reageren. Maar dat wil nog niet zeggen dat een geloof in Hem dus irrationeel is. Zoals we een zwart gat niet kunnen waarnemen, maar het bestaan (of niet-bestaan) daarvan wel kunnen afleiden uit de manier waarop het zijn omgeving beïnvloedt, en die omgeving daar dan weer op reageert, zo kunnen we ook de invloed van God indirect wel degelijk waarnemen. En dat zou voldoende moeten zijn om ons te overtuigen. En dat wij daarmee dan nog niet op onze beurt een ander kunnen overtuigen, is wellicht vervelend voor ons, maar daar heeft God geen last van. Daarom zullen we de laatste twee afleveringen in deze serie besteden aan de vraag waarom wijzelf eigenlijk in dat bestaan van God zouden moeten geloven.

R.C.R.

+

Voorgaande

Schepping, intelligent design, evolutie (3) – Godsbewijzen van heidense filosofen en horlogemakers

Schepping, intelligent design, evolutie (4) Het ontstaan van het universum

Bijbel en Wetenschap: Schepping, intelligent design, evolutie (6) De Boodschap van de Bijbel zelf

Het bewijs van Gods bestaan 1. De weg van veel goden naar geen God

Bijbel en Wetenschap – Geloof en onderzoek 1: Een wetenschappelijke benadering

Bijbel en Wetenschap: Geloof en onderzoek 2: Het bewijs van Gods bestaan (2)

Bijbel en Wetenschap: Schepping, intelligent design, evolutie (6) De Boodschap van de Bijbel zelf

Bijbel en Wetenschap: Geloof en onderzoek 3: Het bewijs van Gods bestaan (3) De Natuur als mechanisme

Fundamenten van het Geloof 2: De levende en waarachtige God

++

Aanvullende lectuur

  1. Het begin van alles
  2. Het universum makende Woord van God
  3. Van chaos naar ordelijkheid
  4. Bestaan en moeilijke herkenning van het Hoogste Godheidswezen
  5. Wonder van openbaring
  6. Hoge herkenningen. . . . Het hele licht van het universum
  7. Geloven in God

Known and unknown things

For ages, man has been confronted with loads of questions. Millions of people tried to find answers but never got to the point where they could say they were satisfied.

There are things that we think we do know. But often when we grow up we come to see we did not know it really. And there are things that we know that we don’t know. Looking at this world and outer space there are so many things that we don’t know, that we don’t know. Those things that we don’t even know enough to know that we don’t know lay so far outside of our existing frame of reference that we can’t even imagine them. They are too far out of our box to hold in mind.

Most of the time we are already so busy with coping about the things we do seem to think are there in the unknown, that we do not have time to think further about those things which are the very far unknown. Lots of things are also matters we do not understand or do not seem to get a grip on to have a good view of them.

Many philosophers were busy with the unknown and wanted to have a clear view of the known. The American philosopher William James was fascinated by the unknown unknowns and assumed that what we knew about reality (and even what we can imagine to be true about reality) is always a tiny fraction of the totality of what is. Question also should be “what is reality”. These days people are confronted a lot by things which are not at all true. The greatest caller and accuser that others are fake is mostly presenting the world with a lot of fake news and very dangerous ideas. (Even when he, as 45th president of the U.S.A. is proud to tell the world he takes this or that product to avoid having Corona, and brings others in danger when they follow him.)

James was a free thinker who held loosely to what he thought was true and assumed that whatever seemed true now would yield to much bigger and more encompassing truths soon. Rather than defend what we know and expand on it slowly, he wanted to inquire directly into what we don’t already know by focusing on the anomalies and oddities that don’t fit into our current understanding.

James felt that our attention should be on the outer fringes of what we know. The next big idea doesn’t come from the center. It comes from the dim outer edge where the light of what we currently know fades into the blackness of the unknown beyond. James risked his career and his reputation as a scientist to study things that others thought were absurdities. As the president of the American Psychical Society he studied spirits, mediums, and life after death. Most scientists felt this was worthless, but James felt that it was out there on the fringes that we would find our way to new and unexpected vistas of truth.

{, How to Move Beyond Vicious Intellectualism}

For mankind has been created by an invisible Source, which is the Being. Without that Being there is no being at all. And that seems very difficult for lots of people to cope with. They want to have something they can touch and see. That is why so many people took themselves some visible god or gods, be it Jesus, cows or other animals or trees.
The two originators of the philosophy of Pragmatism – Charles Sanders Peirce and William James – were both very concerned with unknown unknowns. Both realized that human beings find it very difficult to even imagine that there could be things that we don’t know that we don’t know. Sure we know that there are things that we don’t know. I don’t know lots of scientific and cultural facts, the distance to the nearest star, the president of Monaco and so on. But I know there are such facts that I don’t know. (The film maker and columnist Errol Morris has written for the New York Times recently on the concept of unknown unknowns.)
We all should know that there is so much that we even do not know, which is a manifold of what we know. Are brain is just too limited to cope with everything there is and exists. Bounded unto this earth there is also space which goes beyond our dreams and far away from our own capacity to understand and know what is all there.
Problem with man is also that he thinks to have enough knowledge to understand or to analyse the things in the known and unknown.
Those things that we don’t even know enough to know that we don’t know lay so far outside of our existing frame of reference that we can’t even imagine them. They are too far out of our box to hold in mind. What endears me to Pragmatism more than anything else is the respect given to the existence of truth beyond our current ability to imagine. James and Peirce both assumed that what we knew about reality (and even what we can imagine to be true about reality) is only a tiny part of the totality of reality. And they envisioned a way of going about philosophy in light of this. They created a form of inquiry and a philosophical attitude that was militantly open ended. “Never block the road to inquiry” was Peirce’s motto. And William James railed against what he called vicious intellectualism.

Every day we are requested to look around us and to recognise the truth and untruth, the known and unknown. Each day we have to examine how we want to look at things, because that is going to decide if we are going to be able to go further to understand the unknown as well as the truth or reality.

We must take steps to dare to go out of our comfort zone to come to new visions and coming to known more unknown things. We have to dare to step outside of our own frame of reference. If we are consciously or unconsciously assuming that what we think is true actually is true and negates all other possibilities, our inquiry proceeds by expanding on what we already know. There is the trap for mankind that we focus on what we know and not many try to push at the borders, “creeping slowly out into the vast oceans of unknown that surrounds our small island of known”.

If we want to come to a better world we should dare to look at the darkness and see the light the divine Creator offers the world. He has also given His Word to look into and to find answers. Though not many people take the effort to read that Book of books and come to see more clearly in so many matters that bother us every day.

Danger also for mankind is that people are often so sure that what they think is the truth. Many dare not to question their own value or their own way of looking at things and their own analysation of matters. We should dare to question how we want to look at things. Certainly for looking at things we do not really understand we should consider which glasses we want to use.

James and Peirce wanted our thinking to be free. They wanted to hold on loosely to what we think is true by assuming that whatever we think is true now will yield tomorrow to a much bigger and more encompassing truth. Rather than defend what we know and expand on it slowly they wanted to inquire directly into what we don’t already know by focusing on the anomalies and oddities that don’t fit into our current understanding.

James felt that our attention should be on the outer fringes of what we know. The next big idea doesn’t come from the center. It comes from the dim outer edge where the light of what we currently know fades into the blackness of the unknown beyond. James risked his career and his reputation as a scientist to study things that others thought were absurdities.
{Vicious Intellectualism and the Reality of the Unknown, }

It is not that we have to know how it really is to come to believe. It can very well be that we do not know all the  facts, but may consider that there is some truth or some existence of that what we assume there to be. We have our own sensations and thoughts and can listen to others their thoughts, combining those ideas to form some other ideas, transpiring to come to certain conclusions. Though often we still can’t be sure we would have made the right conclusion.

People should know that even if we cannot point to direct irrefutable evidence of something we should not be afraid to believe in it. As such the belief in God is grounded.

Michael Shermer in his book “How We Believe” describes the mind as a “belief engine” that is constantly creating patterns of belief. From fractured information and sense impressions the mind weaves together plausible pictures of reality that we believe in.
{Belief and Fact, }

Question is also

How do we want to believe?

and

In what do we want to believe?

Most often man only wants to believe in what he can see and feel. For going to believe in certain matters, he wants direct irrefutable evidence. For the matter of God, the divine Creator that is very difficult. To explain God there are also not always common sense definitions. We must be honest, in the God matter, we mostly cannot point to direct irrefutable evidence. To convince others about the existence of God it is also difficult to give really direct evidence.

*

Perhaps the following articles can make you think about the matter

  1. 3rd question: Does there exist a Divine Creator
  2. Looking for answers on the question Is there a God #1 Many gods
  3. Is there no ‘proof’ for God? (And why that statement is not as smart as you might think.)
  4. Nature Is A Reflection Of God
  5. Looking for answers on the question Is there a God #3 Transcendence or Surpassing other gods and man
  6. Looking for answers on the question Is there a God #4
  7. 4th Question: Who or What is God
  8. A 1st reply to the 4th Question Who is God 1 A Creating Being to be worshipped