Het bewijs van Gods bestaan 1. De weg van veel goden naar geen God

Het bewijs van Gods bestaan 1. De weg van veel goden naar geen God

Het bewijs van Gods bestaan 1. De weg van veel goden naar geen God

Een in het kader van ‘Bijbel en Wetenschap’ telkens weer opduikende vraag is:

kun je Gods bestaan wetenschappelijk bewijzen?

Of heeft de wetenschap juist bewezen dat Hij niet bestaat? Er zijn in principe twee manieren waarop je de beantwoording van zo’n vraag kunt aanpakken. De ene houdt in dat je al je moderne wetenschappelijke inzichten in de strijd gooit, en probeert langs die weg tot een antwoord te komen. De andere is te kijken wat de Bijbel daar zelf over te zeggen heeft.

In deze serie willen we beide benaderingen achtereenvolgens aan een nader onderzoek onderwerpen.

Geen enkele god, of juist te veel?

Bij dit onderwerp moet je dan natuurlijk wel bedenken dat de vraag als zodanig er een van onze tijd is. Gedurende het grootste deel van de geschiedenis was de vraag of God (eventueel: een god) bestaat geen punt van discussie.

Pas in de moderne tijd is de mens daar aan gaan twijfelen. Atheïsme is in zijn huidige vorm bij uitstek iets van de laatste paar eeuwen. In bijbelse tijden was er juist een overvloed aan goden, en de vraag was niet of de God van de Bijbel bestond, maar hoe Die zich verhield tot al die andere: was Hij inderdaad de grootste?

Zelfs de bewering dat Hij de enige was, was toen al een gewaagde uitspraak. Je verwacht dan ook geen teksten in de Bijbel die dat bestaan zouden bewijzen. Vandaar dus de vele historische pogingen om dat bewijs buiten de Schrift om te leveren.
Voor de volledigheid: sommige Griekse profetenscholen hielden er toch al wel atheïstische ideeën op na, zoals die van de Epikureërs in Handelingen 17. Maar zij vertegenwoordigden niet het denken van de grote massa in de Griekse wereld. We zien dan ook dat Paulus in zijn toespraak te Athene veel meer ingaat op de argumenten van die andere filosofische school van zijn dagen: die der Stoïcijnen. Maar ook daarmee krijgt hij weinig voet aan de grond.

Oude wetenschap tegenover moderne

Buste van Socrates in het Louvre in Parijs, Romeinse kopie uit de 1e eeuw n.Chr. van een Grieks origineel in brons.

Buste van Socrates in het Louvre in Parijs, Romeinse kopie uit de 1e eeuw n.Chr. van een Grieks origineel in brons.

Toch zijn er in de volgende eeuwen een aantal vroeg-christelijke schrijvers geweest die hebben geprobeerd aannemelijk te maken dat de grote Griekse filosofen met hun denkbeelden eigenlijk wel op één lijzaten met de bijbelse boodschap. Je hebt het dan over filosofen als Socrates, Plato en Aristoteles (5e-4e eeuw v. Chr.).

Als wij met onze huidige inzichten terugkijken naar de essentie van hun denkbeelden zou je niet echt snel op de gedachte komen daar veel overeenkomsten met de Schrift in te zien, maar zulke pogingen waren vooral bedoeld om het vroege christendom ‘aanvaardbaar’ te maken voor de Griekse denkwereld. Helaas resulteerde dat vooral in een aanpassing van de bijbelse boodschap aan het gangbare Griekse denken, in plaats van omgekeerd zoals eigenlijk had gemoeten. Alles veranderde echter met het aanbreken van de tijd der ‘Verlichting’. Terwijl de oude Griekse benadering van de wetenschap voornamelijk was gebaseerd op redenering, begon nu het inzicht door te breken dat je dingen kunt bestuderen. Dat betekent gericht onderzoek door middel van experimenten en waarnemingen. Uit die waarnemingen kun je dan conclusies trekken die je zo nodig verder kunt onderbouwen met nieuwe experimenten en nog meer waarnemingen. Voor onze vraag had dit twee verschillende soorten gevolg.

De bevrijding uit ‘de slavernij van de natuur’

In de allereerste plaats betekende dit dat de mens steeds meer begon te begrijpen van de natuur en de wereld om hem heen. Allerlei dingen die hij vroeger niet begreep, en daarom toeschreef aan direct goddelijk ingrijpen, kon hij nu meer en meer herleiden tot wetenschappelijk aangetoonde wetmatigheden in de natuur. Natuurlijk heb je daarmee nog geen verklaring voor de oorzaak van die wetmatigheden, maar het tempo waarin het begrip toe nam maakte de mens optimistisch genoeg om aan te nemen dat die oorzaken op een dag ook wel verklaard zouden worden. En daarmee ontstond langzaam de gedachte dat je wellicht de hele wereld zou kunnen verklaren zonder daarvoor te hoeven ‘uitwijken’ naar bovennatuurlijke verklaringen.

De mens begon zich daardoor meer en meer ‘onafhankelijk’ te voelen, hij had God ‘niet langer nodig’. Want begrip van de natuur zou op den duur ook leiden tot beheersing van die natuur. Hij zou er niet langer ondergeschikt aan zijn, maar die natuur ondergeschikt kunnen maken aan zichzelf. Het hele feit dat de waargenomen regelmatigheden in de natuur worden aangeduid als ‘wetten’ symboliseert in feite dat denkbeeld van die ondergeschiktheid van de natuur: zij kan niet zo maar haar gang gaan, maar is onderworpen aan ‘wetten’. En de mens zou van die wetten gebruik kunnen maken om de natuur naar zijn hand te zetten. De mens zag dit in toenemende mate als een bevrijding uit een soort slavernij. En dus begon zich, ook onder de grote massa, een actief atheïsme te ontwikkelen, dat gretig gebruik maakte van de nieuw verworven inzichten. Wat ten onrechte de mening heeft doen post vatten dat een geloof in God in strijd zou zijn met de conclusies van de wetenschap. Een misvatting die bijvoorbeeld de communistische wereld met veel enthousiasme heeft aangewakkerd en in stand gehouden.

Is Gods bestaan wetenschappelijk aantoonbaar?

De andere ontwikkeling leidde juist in de tegenovergestelde richting.

Overtuigde christenen begonnen te overwegen dat het wellicht mogelijk zou zijn om met die nieuw ontwikkelde wetenschappelijke methodieken juist te bewijzen dat God bestaat. Dat stuit uiteraard op het probleem dat je God niet kunt onderwerpen aan wetenschappelijke experimenten, maar met wat speurwerk zou je uit de natuur toch wel voldoende waarnemingen moeten kunnen halen als basis voor een wetenschappelijk aanvaardbare theorie. Op zich geen onlogische gedachtegang, maar in de praktijk bleek het toch moeilijk om het bewijs rond te krijgen. En bovengenoemde partijen, die hun atheïsme waren gaan baseren op diezelfde wetenschap, lieten zich hun nieuw verworven ‘bevrijding’ uiteraard niet zo gemakkelijk weer afnemen. Dat leidde onvermijdelijk tot een merkwaardig soort van godsdienstoorlog tussen beide kampen, waarbij beide partijen gebruik maken van echte ofvermeende wetenschappelijke feiten en conclusies. Met als gevolg dat de modale burger het spoor al lang bijster is.

In de komende afleveringen willen we daarom proberen daar wat klaarheid in te brengen.

R.C.R

+

Voorgaand

Bijbels geloof en heidense filosofie

++

Aansluitende lectuur

  1. 4de Vraag: Wie of wat is God
  2. God of een god
  3. God versus goden
  4. Bestaan en moeilijke herkenning van het Hoogste Godheidswezen
  5. Bijbel – Enige bron van kennis en openbaring van God
  6. Bouwen op het Bijbels fundament 1.Feit of fantasie?
  7. Gods vergeten Woord 16 Geopenbaarde Woord 1 Zoeken naar een god
  8. Gods vergeten Woord 17 Geopenbaarde Woord 2 Geopenbaard licht
  9. Bereshith 2:4-14 Adem en leven plaatsing door de Elohim God
  10. Bereshith 3:1-5 De grote misleiding
  11. Is God drie-eenheid
  12. De Enige Ware God
  13. Drie-eenheidsleer een menselijke dwaling
  14. Aanroepen van Gods Naam
  15. God is een verhaal #2 Voorgangers niet gediend met een Enige God
  16. Betreffende Christus # 2 Goddelijke bron, verband en goddelijk mens
  17. Sterfelijkheid en onsterfelijkheid 4 De ziel – een Grieks beeld
  18. Christenen vragen atheïsten te bewijzen dat God niet bestaat

++

Aanverwante supplementaire lectuur

  1. Monotheisme – ÉÉN GOD

Bijbels geloof en heidense filosofie

In Handelingen 17 lezen we over Paulus’ ontmoeting met twee filosofische stromingen in Athene: de Epicureïsche en de Stoïcijnse school.

Als we tijd en geografie buiten beschouwing laten, lijkt het alsof wij worden geconfronteerd met de ‘wijsheden’ in ónze tijd. Want het wereldse denken in Paulus’ dagen vertoonde bepaalde overeenkomsten met dat in onze wereld.

De Epicureïsche wijsgeren gingen er in hun dagelijks leven van uit, dat alles door toeval was ontstaan. Slechts in theorie geloofden zij in “de goden”. Deze goden, zo ver weg, konden niet werkelijk geïnteresseerd zijn in de wereld en haar bewoners. Zij waren voor deze wijsgeren geen realiteit. Zij waren eigenlijk atheïsten. Hun uitgangspunten lijken sterk op die van hedendaagse levensgenieters. Zij gaven zich over aan de geneugten van het leven en koesterden het vlees.

De god van de Stoïcijnen was de natuur. De mens maakte daar deel vanuit. Zij bewoog zich in vastgestelde kringlopen, die de mens niet kon veranderen. De Stoïcijnen geloofden dat alles door het noodlot werd bepaald. Dat lot heette dan Gods wil. Aangezien alles wat er gebeurt Gods wil is, zit er niets anders op dan dat de mensen moeten leren alles te accepteren.

Op het moment dat de wereldcyclus ten einde komt, valt alles uiteen in een vuurbal. Dan begint alles weer van voren af aan. Alles wat plaats vindt is van te voren bepaald. Omdat alles vooraf is vastgesteld, kan er niets worden veranderd.

De Stoïcijnen leerden dat het maar het beste is je te schikken in je lot. Je moet dat doen door je te oefenen onafhankelijk te zijn.
Omgaan met het kwaad lukt het beste als je een onverschillige levenshouding probeert aan te nemen. Dit geeft je vrede in je geest. De Stoïcijnen onttrokken zich aan het vlees.

 

De prediking door Paulus

In zo’n denk- en leefwereld verscheen de apostel Paulus met het evangelie. Zijn prediking bestond uit zes hoofdpunten,:

Verzen 24-25

Lucius Annaeus Seneca meest gekende van de stoïcijnse filosofen

In tegenstelling tot de Epicureërs, die leerden dat de goden verwijderd waren van de natuur, of de Stoïcijnen die leerden ‘god is de natuur’, zei Paulus dat God, hoewel ver boven ons verheven, toch zeer betrokken is bij de wereld die Hij maakte. Wat Paulus zei is tevens een les voor alle tijden. Het is maar al te waar dat mensen vaak aanbidden wat hun handen hebben gemaakt.
De ‘god’ van een mens is dat waaraan hij al zijn tijd, geld, energie en aandacht geeft, waardoor deze god belangrijker voor hem is dan zijn Schepper. Dat kan van alles inhouden: sport, studies, hobbies en vermaak.

Vers 26

In contrast met de Epicureërs, die welbeschouwd op atheïstische evolutionisten lijken, en leerden dat de wereld door toeval ontstond, of de Stoïcijnen, wier ‘god’ de wereld was die zichzelf draaiende houdt volgens onveranderlijke wetten en eindeloze herhalingen, predikte Paulus dat God onze Maker is en ons zegent. Niet het noodlot bestuurt ons, maar Gods hand.

Verzen 27-28

De fatalistische Stoïcijnen leerden dat alles zou samensmelten tot een pantheïstische god. De praktisch ingestelde atheïstische Epicureërs leerden dat de goden heel ver van de mens waren verwijderd en al helemaal niet in hen geïnteresseerd. Paulus zei dat God ons zó heeft gemaakt (naar Zijn beeld) dat wij Hem kunnen zoeken. Er is dus met God contact mogelijk.

Griekse dichter Aratus

Paulus haalde twee citaten aan van twee van hun nationale dichters: Aratus en Cleanthes. In elk van hun gedichten komt de zin voor:

“Wij zijn van Zijn geslacht”.

Verzen 29-30

De dagen van donkerheid en onwetendheid zijn nu voorbij en verleden tijd. De wijsgeren hebben ongelijk.

Als het waar is dat God ons heeft gemaakt, dan kan onze opvatting van God niet iets zijn dat wij maken. Zoals wij macht hebben over goud, zilveren steen, zo heeft God macht over ons. God straft ons niet direct als wij afgoden dienen, maar eist wel degelijk bekering.

Zolang de mens op zoek was in de duisternis kon hij God niet leren kennen. God zag vroeger hun dwaasheden en fouten over het hoofd. Nu is het anders:

De ware kennis van God is tot ons gekomen in Christus.

Vers 31a

De oordeelsdag komt naderbij.

Voor de mens is het leven niet een weg die leidt tot vernietiging, zoals de Epicureeërs leerden. Het is evenmin een weg die ons opneemt in een god die Natuur heet, zoals de Stoïcijnen dachten.

Het is een reis naar de Rechterstoel van Christus.

Vers 31b

Het grootste teken van Gods bemoeienis in deze wereld is de opstanding van Jezus Christus. We moeten niet worden verenigd met een Onbekende God, maar met de door de hemelse Vader opgewekte Christus.

 

Gemengde reacties

Paulus had minder succes in Athene dan elders, waar “niet vele wijzen, niet vele invloedrijken” waren (1 Kor. 1:26). De inwoners van Athene zeiden dat zij op zoek waren naar wijsheid. Zij wilden geen actie. Zij waren niet op zoek naar conclusies. Zoals velen tegenwoordig wilden zij alleen maar praten en discussiëren, en niets doen. Sommigen spotten. Zij vonden die enthousiaste joodse Paulus waarschijnlijk maar een vreemde snuiter. Voor hen was het leven een soort grap. Maar grappen eindigen vaak in tragedies. Uiteindelijk worden wij allemaal geconfronteerd met de harde realiteit van het sterven. Sommigen zeiden:

Wij zullen u hierover nog wel eens horen.

Dat zijn mensen die belangrijke beslissingen altijd maar uitstellen. Maar aan het eind van onze levensreis is er geen ‘morgen’ meer.

Dionysius de Areopagiet uit Athene

Sommigen kwamen tot geloof. Dit is de enige veilige weg. Enige mannen sloten zich bij Paulus aan. Er was ook een vrouw, Dámaris, die tot geloof kwam. En dan was er Dionysius, een Areopagiet, lid van het Tribunaal. Het was alsof de rechter van zijn stoel opstond, en zich bij de gevangene aansloot in de afgesloten ruimte van de rechtzaal. Van menselijk standpunt bekeken was zijn bekering een triomf voor de waarheid. Een lid van het Tribunaal genoot de hoogste reputatie onder het volk vanwege zijn intelligentie en voorbeeldige gedrag. Dionysius gooide zijn carrière te grabbel, omdat Christus het waard is!

M.R.

++

Aanverwant

  1. Bereshith 3:1-6 Het bedrog
  2. Dingen laten komen zoals ze zijn geweven in je levenslot
  3. Controleer uw lot of iemand anders zal het doen