Of iemand idealist is of niet, maakt volgens Rudolf Steiner niet uit, al geeft hij toe dat het voor het leven het belangrijk is of iemand vruchtbare gedachten heeft, die zo zijn dat ze het leven doen gedijen en vooruitgaan.
Men kan gedachten enkel voor zichzelf houden. Het zal anderen soms zelf “een worst wezen” wat men mag denken. Verder kunnen sommigen wel loslippig hun gedachten spuien, zonder daar echt ernstig of diepgaand over na te denken, of er over te willen discussiëren. Wij zijn zelfs in een wereld beland waar op tv genoeg praatprogramma’s gepresenteerd worden welke nooit boven de gangbare café praat uitstijgen.
Nochtans heeft de wereld behoefte aan meer diepgang en moeten wij onze verantwoordelijkheid durven opnemen door onze mening gericht te durven uiten.
In onszelf mogen we genoeg wensen dragen. Wensen die hun oorsprong in het lichamelijke vinden, maar belangrijker nog, deze die hun oorsprong in de geest vinden. Hierbij moet de mens de spirituele natuur van zijn ego durven bloot leggen.
In het leven komt het er op aan, of men nu gelovig is of niet, dat spirituele het lichamelijke te laten overstijgen.
Het geestelijke moet ook het lichamelijke voeden en ons doen groeien in de maatschappij waarin wij leven. Zonder de op geestelijk kracht geschoeide vorming en kracht, kunnen wij niet vooruit gaan.
Om de wereld in positieve zin vooruit te laten gaan moeten voldoende mensen bereid willen zijn om hun steentje bij te dragen tot die vooruitgang. Samen moeten zij de wereld willen schragen.
Elkeen moet er aan werken om een productieve geest te hebben. Vruchtbare gedachten moet men aankweken. Hiertoe komt het op aan het geestelijke voldoende te voeden, zodat we als mens in deze maatschappij vrucht kunnen dragen.